Wanneer liefde niet genoeg is: Bekentenissen van een Nederlandse stiefmoeder
‘Waarom ben jij eigenlijk altijd zo streng? Je bent niet eens mijn echte moeder!’
De woorden van Lotte snijden door me heen als een mes. Het is dinsdagavond, de regen tikt onophoudelijk tegen het raam van onze rijtjeswoning in Amersfoort. Mijn handen trillen als ik de afwasborstel neerleg. Ik hoor mijn man, Erik, zuchten in de woonkamer, maar hij zegt niets. Zoals altijd.
‘Lotte, ik probeer gewoon…’ begin ik zachtjes, maar ze draait zich al om en stormt de trap op. Haar broer, Bram, kijkt me aan met die kille blik die hij de laatste maanden heeft ontwikkeld. ‘Laat maar, mam. Ze luistert toch niet,’ zegt hij, maar zijn stem klinkt leeg. Ik weet dat hij me niet echt zo noemt – mam – het is eerder een soort grapje, een manier om afstand te houden.
Hoe ben ik hier beland? Drie jaar geleden was ik nog alleenstaande dertiger met een leuke baan bij de bibliotheek en een klein appartementje in Utrecht. Toen ontmoette ik Erik. Hij was grappig, slim en zijn ogen lachten altijd. Hij vertelde me eerlijk dat hij gescheiden was en twee kinderen had. ‘Ze zijn geweldig,’ zei hij, ‘maar het is soms pittig.’
Ik dacht dat liefde alles kon oplossen. Dat als je maar genoeg je best deed, iedereen vanzelf van je zou houden. Maar nu, drie jaar later, voel ik me vooral een indringer in hun leven. De kinderen kijken me aan alsof ik hun huisdier heb vergiftigd. Erik probeert te bemiddelen, maar kiest meestal voor de weg van de minste weerstand: zwijgen.
‘Je moet ze gewoon wat meer ruimte geven,’ zei mijn moeder laatst aan de telefoon. Maar wat betekent dat? Moet ik dan toekijken hoe Lotte haar huiswerk nooit maakt en Bram tot diep in de nacht gamet? Moet ik alles laten gaan om maar aardig gevonden te worden?
De volgende ochtend zit ik aan de keukentafel met een kop lauwe koffie. Lotte komt binnen, haar gezicht verstopt achter haar telefoon. ‘Goedemorgen,’ probeer ik voorzichtig.
Ze mompelt iets onverstaanbaars en pakt een appel uit de fruitschaal. Ik zie haar pols – dunner dan vorige maand. Maakt ze zich zorgen? Eet ze wel genoeg? Ik wil haar vragen of alles goed gaat, maar ik weet dat ze meteen dichtklapt.
Bram komt binnen met zijn rugzak half open. ‘Waar zijn mijn sleutels?’ vraagt hij geïrriteerd.
‘Misschien op je kamer?’ probeer ik.
‘Als jij niet altijd alles opruimde, wist ik waar ze lagen!’ snauwt hij terug.
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik probeer alleen te helpen…’ fluister ik.
‘Laat maar zitten,’ zegt hij en stormt naar boven.
Erik komt binnen, trekt zijn jas aan en drukt snel een kus op mijn wang. ‘Het komt wel goed,’ zegt hij zachtjes, maar zijn blik ontwijkt de mijne.
Op mijn werk probeer ik me te concentreren op het inboeken van nieuwe romans, maar mijn gedachten dwalen steeds af naar thuis. Mijn collega Marijke merkt het op.
‘Gaat het wel?’ vraagt ze tijdens de lunchpauze.
Ik knik snel. ‘Gewoon druk thuis.’
Ze glimlacht begripvol. ‘Pubers zijn niet makkelijk. Mijn dochter heeft laatst haar kamer blauw geverfd zonder te vragen.’
Ik lach flauwtjes mee, maar Marijke weet niet hoe het is om nooit echt bij het gezin te horen waar je zo graag deel van wilt uitmaken.
’s Avonds probeer ik met Erik te praten als de kinderen op hun kamers zitten.
‘Ik weet niet of ik dit nog kan,’ zeg ik zachtjes. ‘Het voelt alsof ik altijd degene ben die moet toegeven.’
Erik zucht diep en wrijft over zijn gezicht. ‘Ze hebben het gewoon moeilijk met alles wat er gebeurd is. De scheiding, een nieuwe vrouw in huis… Geef het tijd.’
‘Maar hoeveel tijd dan? Ze zien me als hun vijand.’
Hij kijkt me eindelijk aan. ‘Je bent geen vijand, Sanne.’
Maar zo voelt het wel.
De weken gaan voorbij en de spanning groeit. Op een avond hoor ik Lotte huilen op haar kamer. Ik twijfel even, klop dan zachtjes op haar deur.
‘Lotte? Mag ik binnenkomen?’
Geen antwoord.
Ik open voorzichtig de deur en zie haar op bed liggen met haar gezicht in het kussen.
‘Gaat het?’ vraag ik zachtjes.
Ze snikt harder. ‘Waarom moest papa nou per se met jou trouwen? Alles was beter zonder jou!’
Die woorden breken iets in mij. Ik wil haar troosten, uitleggen dat ik ook niet om deze situatie heb gevraagd, dat ik alleen maar mijn best doe om haar gelukkig te maken. Maar ik weet dat ze daar nu niets aan heeft.
‘Het spijt me dat je je zo voelt,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ik wil er voor je zijn, ook al lijkt dat nu onmogelijk.’
Ze draait zich om en kijkt me aan met rode ogen vol woede en verdriet. ‘Ga weg,’ fluistert ze.
Ik sluit zachtjes de deur achter me en loop naar beneden. Erik zit op de bank met zijn laptop op schoot.
‘Ze haat me,’ zeg ik terwijl ik naast hem ga zitten.
Hij legt zijn laptop weg en slaat een arm om me heen. ‘Ze haat niemand echt. Ze is gewoon boos op alles.’
Maar het voelt alsof alle woede zich op mij richt.
Op een zondagmiddag barst alles los tijdens het avondeten. Bram gooit zijn vork neer en roept: ‘Waarom moet jij altijd bepalen wat we eten? Waarom mag mama nooit meer komen?’
Erik probeert hem tot rust te manen, maar Bram staat al op en loopt boos weg. Lotte volgt hem zwijgend naar boven.
Ik blijf achter met Erik aan tafel, mijn handen trillend om mijn glas water.
‘Misschien moet ik gewoon weggaan,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Misschien zijn ze beter af zonder mij.’
Erik schudt zijn hoofd, maar zegt niets meer die avond.
De dagen daarna voel ik me leeg en onzichtbaar in mijn eigen huis. Op mijn werk maak ik fouten; thuis ben ik een schim die door de kamers dwaalt zonder echt gezien te worden.
Op een avond belt mijn moeder weer. ‘Sanne, je klinkt zo moe… Kom anders een weekendje bij mij logeren?’
Ik twijfel even, maar stem toe. Dat weekend slaap ik eindelijk weer eens uit en praat urenlang met mijn moeder over vroeger – over hoe zij zich voelde toen papa wegging, over hoe moeilijk het was om opnieuw te beginnen.
‘Je mag jezelf niet verliezen in hun strijd,’ zegt ze zachtjes terwijl ze thee inschenkt.
Als ik zondagavond thuiskom, zit Lotte aan tafel met haar huiswerk open voor zich. Ze kijkt even op als ik binnenkom.
‘Hoi,’ zegt ze zachtjes.
Het is geen vergeving, geen omhelzing – maar het is iets.
Die nacht lig ik wakker naast Erik en denk na over alles wat er gebeurd is. Misschien zal Lotte me nooit als haar moeder zien; misschien zal Bram altijd boos blijven over dingen waar ik geen invloed op heb gehad.
Maar misschien is dat ook genoeg: blijven proberen, blijven liefhebben – zelfs als liefde niet alles oplost.
Soms vraag ik me af: hoeveel kun je geven voordat je jezelf kwijtraakt? En hoeveel moet je loslaten om toch samen verder te kunnen? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?