“Je verpest mijn opvoedmethodes, mam”: Hoe ik alleen maar mijn kleinzoon wilde troosten
‘Mam, kun je alsjeblieft stoppen met hem zo te troosten? Je verpest mijn opvoedmethodes!’
De woorden van mijn dochter, Marloes, snijden als messen door de kamer. Ik sta met mijn armen nog om kleine Daan heen, zijn warme lijfje trillend van verdriet na weer een driftbui. Zijn wangen nat van de tranen, zijn handjes grijpen naar mijn vest. Ik voel zijn hartje bonzen tegen mijn borst. Alles in mij schreeuwt dat ik hem moet beschermen, troosten, geruststellen. Maar Marloes kijkt me aan met die blik die ik zo goed ken: vastberaden, streng, bijna vijandig.
‘Hij moet leren zijn emoties zelf te reguleren,’ zegt ze, haar stem ijzig. ‘Als jij hem steeds oppakt, leert hij het nooit.’
Ik slik. Mijn keel voelt droog. ‘Maar hij is pas vier…’ probeer ik zachtjes.
‘Precies daarom! Het begint nu al. Je bedoelt het goed, mam, maar je helpt hem niet.’
Daan snikt nog een keer en duwt zijn gezichtje tegen mijn schouder. Ik voel me verscheurd. Mijn eigen moederhart wil niets liever dan hem wiegen tot hij kalmeert. Maar Marloes’ woorden hangen zwaar in de lucht.
Als ze zich omdraait en de kamer uitloopt, blijft er een ijzige stilte achter. Ik wieg Daan zachtjes heen en weer, fluisterend: ‘Het komt goed, lieverd. Oma is hier.’ Maar ergens knaagt het schuldgevoel. Ben ik echt verkeerd bezig? Of is het de wereld die veranderd is?
Later die avond zit ik alleen aan de keukentafel. De klok tikt luid in het lege huis. Mijn man, Henk, is alweer vroeg naar bed gegaan. Ik staar naar een foto van Marloes als klein meisje: haar blonde haar in vlechten, haar ogen vol vertrouwen. Waar is dat meisje gebleven? Wanneer zijn we elkaar kwijtgeraakt?
Mijn gedachten dwalen af naar vroeger. Hoe anders was het toen ik moeder werd. Alles draaide om warmte, nabijheid, troost. Mijn moeder was streng, ja, maar nooit koud. Ze had haar eigen manier van liefhebben: een hand op mijn schouder, een kopje thee als ik verdrietig was. Ik wilde het anders doen met Marloes – zachter, opener.
Maar nu lijkt het alsof ik alles verkeerd doe.
De volgende dag probeer ik afstand te houden als ik op Daan pas. Hij struikelt over zijn blokken en kijkt me smekend aan, maar ik glimlach alleen bemoedigend en zeg: ‘Kom op jongen, je kunt het zelf.’ Het voelt onnatuurlijk. Alsof ik een rol speel in een toneelstuk dat niet van mij is.
‘s Avonds appt Marloes: ‘Bedankt voor vandaag mam. Goed dat je hem zelf liet oplossen.’
Ik staar naar het schermpje. Waarom voelt deze goedkeuring zo leeg?
Een week later is het weer raak. Daan heeft een nachtmerrie tijdens het logeren bij ons. Hij gilt het uit in zijn slaap. Ik ren naar zijn kamer, neem hem in mijn armen en wieg hem zachtjes heen en weer tot hij kalmeert. De volgende ochtend vertel ik Marloes wat er gebeurd is.
‘Mam! Je weet toch wat we hebben afgesproken? Je moet hem gewoon even laten liggen! Anders leert hij nooit zelf omgaan met angst.’
Mijn hart breekt een beetje verder.
Henk probeert me te troosten. ‘Je doet niets verkeerd,’ zegt hij zachtjes terwijl hij mijn hand vasthoudt aan tafel. ‘Kinderen hebben liefde nodig.’
Maar Marloes blijft afstandelijk. Ze stuurt me links naar opvoedblogs en podcasts over “zelfregulatie” en “autonomie”. Ze zegt dat ze haar eigen weg wil gaan als moeder – dat ze niet wil dat ik “oude patronen” herhaal.
Ik voel me steeds meer een buitenstaander in mijn eigen familie.
Op een dag barst ik uit tegen Henk: ‘Waarom mag ik geen oma zijn zoals ík dat wil? Waarom moet alles volgens de regels van nu?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Misschien moeten we gewoon accepteren dat dingen veranderen.’
Maar accepteren voelt als opgeven.
De weken gaan voorbij. Ik zie Daan minder vaak – Marloes zegt dat ze hem meer structuur wil geven en minder verwarring over “verschillende aanpakken”. Ik mis hem vreselijk; zijn geur, zijn lachje als hij me ziet, de manier waarop hij “oma!” roept als ik binnenkom.
Op een dag krijg ik een appje van Marloes: ‘Kun je oppassen? Daan is ziek en ik moet werken.’
Ik aarzel geen moment.
Als ik aankom ligt Daan bleek op de bank, koortsig en hangerig. Hij steekt zijn armpjes naar me uit en zonder nadenken trek ik hem tegen me aan. Hij zucht diep en valt tegen me in slaap.
Als Marloes thuiskomt ziet ze ons samen zitten – Daan slapend in mijn armen, mijn hand zachtjes over zijn rug strijkend.
Ze zucht diep en haar ogen vullen zich met tranen.
‘Sorry mam,’ fluistert ze uiteindelijk. ‘Misschien ben ik te streng geweest.’
Ik slik de brok in mijn keel weg en knik alleen maar.
‘Ik ben gewoon zo bang om fouten te maken,’ zegt ze zachtjes terwijl ze naast me op de bank gaat zitten.
‘Dat ben ik ook altijd geweest,’ zeg ik eerlijk.
We zitten samen in stilte terwijl Daan tussen ons in slaapt – drie generaties verbonden door liefde en onzekerheid.
Die avond lig ik wakker in bed en denk na over alles wat er gebeurd is. Over hoe moeilijk het is om los te laten, om ruimte te geven aan nieuwe ideeën zonder jezelf te verliezen.
Is er één juiste manier om lief te hebben? Of moeten we elkaar gewoon wat meer vergeven – onszelf én elkaar?
Wat denken jullie? Herkennen jullie deze strijd tussen generaties? Hoe vinden jullie balans tussen liefde geven en loslaten?