Vandaag heb ik mijn zoon en schoondochter uit huis gezet: Mijn leven is geen hotel
‘Mam, we hebben echt geen andere optie meer. Het is maar tijdelijk, beloofd.’ De stem van mijn zoon, Daan, trilt een beetje. Naast hem staat Lotte, zijn vrouw, met haar armen strak over elkaar. Ik voel mijn hart bonzen in mijn borstkas. Mijn handen trillen als ik de theepot neerzet. ‘Jullie weten dat jullie altijd welkom zijn,’ hoor ik mezelf zeggen, maar diep vanbinnen knaagt er iets.
Het begon allemaal zo onschuldig. Daan en Lotte hadden hun appartement in Utrecht moeten verlaten omdat de huur omhoog schoot. Ze konden nergens anders terecht. ‘Het is maar voor een paar weken, mam,’ zei Daan toen ze hun koffers in de gang zetten. Ik knikte, probeerde te glimlachen, maar voelde me al opgeslokt door hun aanwezigheid.
De eerste dagen gingen nog wel. We aten samen aan tafel, lachten om oude verhalen en keken ’s avonds naar Wie is de Mol?. Maar al snel veranderde de sfeer. Lotte liet haar koffiekopjes overal slingeren, Daan vergat steeds de vuilnis buiten te zetten. ‘Mam, heb je nog wasmiddel?’ ‘Mam, kun je even naar de supermarkt?’ Het leek alsof ik weer een jong gezin had, maar dan zonder de vreugde van kleine kinderen.
Op een avond kwam ik thuis van mijn werk – ik ben verpleegkundige in het UMC – en vond ik Lotte huilend op de bank. ‘Daan luistert nooit naar me,’ snikte ze. Daan zat met zijn koptelefoon op te gamen in mijn slaapkamer. Mijn slaapkamer! Ik voelde hoe de woede zich langzaam opbouwde. ‘Dit is niet wat ik bedoelde met tijdelijk,’ zei ik zachtjes tegen mezelf.
De weken werden maanden. Mijn huis voelde niet meer als mijn thuis. Overal lagen spullen van hen: schoenen in de gang, jassen over de stoelen, lege chipszakken op tafel. Mijn eigen routine verdween. Ik kon niet meer rustig een boek lezen zonder dat iemand iets van me wilde. Zelfs mijn kat, Minoes, verstopte zich steeds vaker onder het bed.
‘Mam, kun je even oppassen op de postbode? We verwachten een pakketje,’ riep Daan op een zaterdag terwijl hij met Lotte naar haar ouders ging. Ik stond in de keuken en keek naar mijn handen – rimpelig, moe, leeg. Wanneer was ik gestopt met leven voor mezelf?
De echte breuk kwam op een regenachtige dinsdagavond. Ik kwam thuis na een dubbele dienst en vond het huis overhoop. De vaat stond op het aanrecht, er lag modder op de vloer en Lotte zat te bellen met haar moeder over hoe zwaar ze het had. Daan keek niet eens op toen ik binnenkwam.
‘Mam, kun je morgen even wat boodschappen doen? We hebben geen melk meer,’ zei hij achteloos.
Er knapte iets in mij. ‘Nee,’ zei ik hardop – harder dan ik bedoelde. Ze keken allebei op.
‘Nee?’ vroeg Lotte verbaasd.
‘Nee,’ herhaalde ik. ‘Dit is mijn huis. Ik ben geen hotel en geen huishoudster.’ Mijn stem trilde, maar ik voelde me sterker dan ooit.
Daan sprong overeind. ‘Mam, doe niet zo moeilijk! We hebben gewoon even hulp nodig.’
‘Jullie zijn hier nu al vier maanden,’ zei ik zachtjes. ‘Ik heb alles voor jullie gedaan, maar ergens moet er een grens zijn.’
Lotte begon te huilen en Daan werd boos. ‘Dus je zet ons gewoon op straat?’
Ik slikte de brok in mijn keel weg. ‘Ik wil dat jullie binnen twee weken iets anders zoeken.’
De stilte die volgde was oorverdovend.
Die nacht lag ik wakker in bed. Schuldgevoelens knaagden aan me: was ik een slechte moeder? Had ik gefaald? Maar ergens voelde ik ook opluchting – eindelijk had ik voor mezelf gekozen.
De dagen daarna waren gespannen. Daan sprak nauwelijks met me, Lotte keek me niet meer aan. Ze vonden uiteindelijk een kamer in Amersfoort via een vriendin van Lotte. Op de dag van hun vertrek stond ik in de deuropening terwijl ze hun koffers naar buiten sjouwden.
‘Mam…’ begon Daan.
Ik keek hem aan, tranen in mijn ogen. ‘Ik hou van je, jongen. Maar dit moest echt.’
Hij knikte langzaam en gaf me een korte omhelzing. Lotte zei niets.
Toen ze weg waren, liep ik door het lege huis. Het rook weer naar mij – naar lavendel en koffie in plaats van chips en parfum. Minoes kwam spinnend uit haar schuilplaats en sprong op schoot.
Ik dacht aan alle jaren waarin ik mezelf wegcijferde voor anderen – voor mijn ex-man die altijd vond dat ik te veel klaagde, voor Daan die altijd op mij kon rekenen, voor collega’s die hun diensten bij mij neerlegden omdat ‘jij toch nooit nee zegt’. Maar nu had ik eindelijk nee gezegd.
’s Avonds zat ik alleen aan tafel met een kop thee en keek naar de regen die tegen het raam tikte.
Heb ik het juiste gedaan? Of ben ik nu echt alleen? Soms vraag ik me af: wanneer mag je als moeder eindelijk voor jezelf kiezen zonder je schuldig te voelen?