De dag waarop ik niet welkom was: een verjaardag zonder oma

‘Mam, ik denk dat het beter is als je dit jaar niet naar Frank zijn verjaardag komt. Het is gewoon… de sfeer. Je weet wel.’

Ik staar naar het scherm van mijn telefoon. Mijn vingers trillen. Het is een simpel WhatsApp-bericht van mijn zoon, Jeroen. Geen uitnodiging, geen vrolijk gifje van een taart of slingers. Alleen deze paar kille zinnen. Mijn hart bonkt in mijn borstkas alsof het uit protest wil ontsnappen.

‘Wat bedoel je, Jeroen?’ typ ik terug, maar ik wis het bericht weer. Ik wil niet wanhopig overkomen. Maar wat moet ik dan zeggen? Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Ik heb wekenlang nagedacht over het cadeau voor Frank, mijn kleinzoon. Een houten treinbaan, precies zoals Jeroen vroeger had. En nu mag ik niet komen?

Mijn gedachten razen. Was het die opmerking over de nieuwe vriendin van Jeroen? Of misschien dat ik vorige keer zei dat Frank zijn groenten moest opeten? Of was het omdat ik me bemoeide met de planning van het feestje? Ik weet het niet meer. Alles wat ik doe lijkt verkeerd te zijn.

Ik hoor de regen tegen het raam tikken. Buiten is het grijs, typisch Nederlands herfstweer. Binnen is het stil, op het zachte gezoem van de koelkast na. Ik voel me ouder dan ooit.

Mijn telefoon trilt opnieuw. ‘Het is niet persoonlijk, mam. Maar Sanne vindt dat je vaak kritiek hebt en dat je de sfeer drukt. We willen gewoon een ontspannen dag voor Frank.’

Niet persoonlijk? Hoe kan dit niet persoonlijk zijn? Ik ben zijn moeder! En Frank is mijn enige kleinzoon. Sinds mijn man, Willem, drie jaar geleden overleed, zijn deze momenten alles voor mij geworden.

Ik denk terug aan de eerste keer dat ik Frank vasthield in het ziekenhuis in Utrecht. Zijn kleine handje om mijn vinger geklemd. Jeroen stond naast me, zijn ogen vochtig van geluk. ‘Mam, kijk eens wat we samen hebben gemaakt,’ zei hij toen trots.

Hoe zijn we hier beland?

Ik besluit te bellen. Mijn handen zweten terwijl ik het nummer intoets. Na drie keer overgaan neemt Jeroen op.

‘Hoi mam,’ klinkt zijn stem vlak.

‘Jeroen, lieverd… waarom mag ik niet komen? Wat heb ik verkeerd gedaan?’ Mijn stem breekt halverwege de zin.

Aan de andere kant blijft het even stil. ‘Mam, het is gewoon… je zegt altijd dingen die Sanne raken. Zoals vorige keer, toen je zei dat ze Frank te veel verwent. Of dat haar huis altijd zo rommelig is.’

‘Maar Jeroen, ik bedoel het goed! Ik wil alleen maar helpen.’

‘Dat weet ik, mam. Maar soms voelt het als kritiek. En Sanne wil gewoon niet dat haar moedergevoelens steeds worden ondermijnd.’

Ik slik. ‘Dus omdat ik eerlijk ben, mag ik mijn kleinzoon niet zien?’

‘Het is maar één dag, mam. We komen binnenkort wel langs met Frank.’

Maar dat is niet hetzelfde. De verjaardag is hét moment waarop familie samenkomt. Waarop we lachen om oude verhalen en samen taart eten.

Ik hang op zonder gedag te zeggen. De stilte in huis wordt zwaarder, drukkender.

Die nacht slaap ik nauwelijks. Ik draai en woel in bed, hoor de wind gieren door de bomen in de straat. In gedachten zie ik Frank blazen op zijn kaarsjes, zonder mij erbij.

De volgende ochtend besluit ik naar buiten te gaan, naar het park waar Willem en ik vroeger wandelden. De bladeren zijn nat en glimmen in het zwakke zonlicht. Op een bankje zit een vrouw van mijn leeftijd met een hondje aan haar voeten.

‘Mooie dag hè?’ zegt ze vriendelijk.

Ik knik en voel ineens tranen over mijn wangen rollen.

‘Gaat het wel?’ vraagt ze bezorgd.

‘Mijn zoon wil niet dat ik op de verjaardag van mijn kleinzoon kom,’ snik ik zachtjes.

Ze legt haar hand op mijn arm. ‘Kinderen… ze weten soms niet hoeveel pijn ze kunnen doen.’

We praten een tijdje over kleinkinderen, familie en gemiste kansen. Het lucht op, maar als ik thuiskom blijft het gevoel van leegte hangen.

De dag van Franks verjaardag breekt aan. Ik sta vroeg op en bak toch een taart – een appeltaart zoals Frank die lekker vindt. Het huis ruikt naar kaneel en suiker, maar niemand komt binnen om ervan te proeven.

Rond het middaguur krijg ik een foto via WhatsApp: Frank met een kroon van papier op zijn hoofd, omringd door ballonnen en lachende kinderen. Sanne staat naast hem met een brede glimlach; Jeroen houdt Frank stevig vast.

Ik zoom in op Franks gezicht en probeer te zien of hij mij mist. Maar hij lacht gewoon, zoals kinderen doen als ze taart krijgen en cadeautjes mogen uitpakken.

Mijn telefoon blijft verder stil die dag.

’s Avonds belt mijn zus Marijke. ‘Hoe was het feestje?’ vraagt ze opgewekt.

Ik slik even voordat ik antwoord geef: ‘Ik mocht niet komen.’

Ze vloekt zachtjes aan de andere kant van de lijn. ‘Jeroen is altijd zo gevoelig voor Sanne’s mening geweest…’

‘Misschien heb ik ook fouten gemaakt,’ zeg ik zachtjes.

‘We maken allemaal fouten,’ zegt Marijke troostend. ‘Maar jij hebt altijd alles voor Jeroen gedaan.’

Na het gesprek staar ik naar de treinbaan die nog steeds ingepakt in de kast ligt. Zal Frank hem ooit krijgen? Of zal hij denken dat oma hem vergeten is?

De dagen erna probeer ik mezelf bezig te houden: boodschappen doen bij Albert Heijn, koffie drinken met buurvrouw Els, wat lezen in een oude roman van Anna Enquist. Maar telkens als ik kinderen hoor lachen op straat, trekt er een steek door mijn hart.

Een week later belt Jeroen onverwacht aan. Frank staat verlegen achter hem met zijn knuffelkonijn.

‘Hoi mam,’ zegt Jeroen schuchter.

Ik open de deur en probeer te glimlachen.

‘Mag Frank even binnenkomen?’ vraagt Jeroen aarzelend.

Frank rent meteen naar binnen en springt op de bank. ‘Oma! Heb je taart?’

Ik lach door mijn tranen heen en snijd snel een stuk appeltaart af die nog over is van vorige week.

Jeroen blijft in de deuropening staan.

‘Mam… sorry van vorige week,’ zegt hij zachtjes. ‘Sanne had echt moeite met hoe dingen gingen na vorig jaar.’

‘Ik snap het wel,’ zeg ik voorzichtig. ‘Maar Jeroen… familie is alles wat we hebben.’

Hij knikt en kijkt naar zijn schoenen.

Frank roept: ‘Oma! Kom je mee spelen?’

Ik ga naast hem zitten op de grond en pak de treinbaan uit de kast.

Terwijl we samen bouwen aan een spoor vol bochten en bruggen, voel ik iets van hoop terugkeren.

Maar diep vanbinnen blijft de vraag knagen: wanneer wordt liefde te veel? En hoe vind je opnieuw je plek als moeder én oma als alles om je heen verandert?