Tussen Liefde en Onbegrip: Mijn Strijd om Mijn Kleindochter te Zien
‘Mam, ik wil niet dat je haar nog ziet. Je begrijpt het gewoon niet!’
De woorden van mijn dochter, Anne, galmen nog steeds door mijn hoofd. Het was een regenachtige donderdagmiddag in Utrecht, de lucht zwaar van onweer, toen ze het uitsprak. Ik stond in haar hal, mijn jas nog nat van de bui, en keek haar aan. Haar ogen stonden hard, haar mond was een strakke streep. Mijn kleindochter, Lotte, zat boven te spelen. Ik hoorde haar zachte stemmetje zingen, onwetend van de storm beneden.
‘Anne, alsjeblieft…’ probeerde ik nog. Maar ze schudde haar hoofd.
‘Nee mam. Je bent… je bent gewoon niet stabiel genoeg. Je zegt rare dingen tegen Lotte. Ze wordt er bang van.’
Ik voelde mijn keel dichtknijpen. ‘Wat bedoel je? Wat heb ik gezegd dan?’
Ze zuchtte diep. ‘Je hebt haar verteld dat opa misschien een ster is geworden. Ze was nachtenlang bang dat wij ook zouden verdwijnen! Je praat over dingen die ze niet begrijpt. En je vergeet afspraken, mam. Je vergeet dingen die ik je net heb verteld.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ja, ik vergeet weleens iets. Ja, ik ben soms wat warrig. Maar gek? Ben ik gek? Of is dit gewoon ouder worden?
De deur viel dicht achter me. De regen voelde ineens kouder dan daarvoor.
Thuis zat ik op de bank, starend naar de foto van Lotte op de schoorsteenmantel. Haar blonde haren in vlechtjes, haar ogen zo blauw als de lucht op een heldere dag. Mijn hart brak bij het idee dat ik haar niet meer mocht zien.
Mijn man, Jan, kwam naast me zitten. ‘Geef Anne wat tijd,’ zei hij zacht. ‘Ze bedoelt het goed.’
‘Maar Jan,’ fluisterde ik, ‘wat als ze me nooit meer vertrouwt? Wat als ik Lotte nooit meer zie?’
Hij pakte mijn hand. ‘We moeten laten zien dat we er voor haar zijn. Dat jij er bent.’
Maar hoe? Hoe bewijs je je eigen dochter dat je niet gek bent?
De dagen erna probeerde ik Anne te bellen. Soms nam ze op, maar het gesprek bleef oppervlakkig. Over het weer, over haar werk als verpleegkundige in het UMC, nooit over Lotte of over mij.
Op een avond besloot ik een brief te schrijven:
‘Lieve Anne,
Ik weet dat ik fouten maak. Ik weet dat ik soms dingen vergeet of warrig ben. Maar geloof me als ik zeg dat alles wat ik doe uit liefde is voor jou en voor Lotte. Ik mis jullie allebei verschrikkelijk.
Misschien ben ik veranderd sinds papa is overleden. Misschien ben ik soms verdrietig of afwezig. Maar gek ben ik niet, Anne. Ik ben gewoon… een moeder die haar dochter mist en een oma die verlangt naar haar kleindochter.
Mag ik alsjeblieft uitleggen? Mag ik alsjeblieft proberen het goed te maken?
Liefs,
Mama’
Ik stopte de brief in de brievenbus en wachtte. Dagen gingen voorbij zonder antwoord.
Op een zondagmiddag stond ineens mijn zus Karin voor de deur. ‘Ik hoorde van Anne,’ zei ze zonder omwegen. ‘Ze maakt zich zorgen om je.’
‘Waarover dan?’ vroeg ik.
‘Ze zegt dat je soms in de war bent. Dat je dingen vergeet of anders herinnert dan ze zijn gebeurd.’
Ik voelde boosheid opkomen. ‘Iedereen vergeet weleens iets! Jij ook!’
Karin knikte langzaam. ‘Dat weet ik. Maar misschien kun je met iemand praten? Gewoon om te kijken of alles goed gaat?’
Ik sloeg mijn armen over elkaar. ‘Dus jij denkt ook dat ik gek ben?’
‘Nee,’ zei Karin zacht. ‘Maar misschien helpt het om te laten zien dat je bereid bent aan jezelf te werken. Voor Anne, voor Lotte.’
Die nacht lag ik wakker. Was het waar? Was er iets mis met mij? Of was dit gewoon rouw? Sinds Jan ziek werd en stierf, voelde alles anders. Soms vergat ik boodschappen te doen of vergat ik waarom ik naar boven liep. Maar is dat niet normaal op mijn leeftijd?
Toch besloot ik naar de huisarts te gaan. Drie weken later zat ik tegenover dokter Van Dijk.
‘Mevrouw De Vries,’ zei hij vriendelijk, ‘ik zie dat u zich zorgen maakt over uw geheugen?’
Ik knikte.
‘Het kan door stress komen,’ zei hij na wat testen en vragenlijsten. ‘En u heeft veel meegemaakt het afgelopen jaar.’
‘Maar mijn dochter denkt dat ik gek ben,’ fluisterde ik.
Hij glimlachte geruststellend. ‘U bent niet gek. Maar misschien helpt het om met een psycholoog te praten over uw verlies en uw zorgen.’
Ik stemde toe.
De gesprekken met psycholoog Marieke waren zwaar maar verhelderend. Ik leerde dat rouw grillig is en dat verdriet zich soms uit als vergeetachtigheid of verwarring. Ik leerde ook dat het oké is om hulp te vragen.
Na een paar maanden stuurde Anne een berichtje: ‘Mam, wil je samen koffie drinken?’
Mijn hart sloeg over.
We zaten in een café aan de Oudegracht, tussen de toeristen en studenten.
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg ze voorzichtig.
‘Beter,’ zei ik eerlijk. ‘Ik praat met iemand over papa en over alles wat er gebeurd is.’
Ze knikte langzaam.
‘Het spijt me dat ik zo boos was,’ zei ze zachtjes. ‘Ik was gewoon bang voor Lotte… en voor jou.’
‘Ik snap het,’ zei ik, terwijl tranen in mijn ogen prikten.
Ze pakte mijn hand vast.
‘Misschien kunnen we het rustig weer proberen,’ fluisterde ze.
Een week later mocht ik Lotte weer zien. Ze rende op me af in het park, haar armen wijd open.
‘Oma!’ riep ze blij.
Ik tilde haar op en voelde hoe alles even weer klopte.
Toch blijft er iets knagen: zal Anne me ooit weer helemaal vertrouwen? Zal onze band ooit weer zijn zoals vroeger?
Soms vraag ik me af: hoeveel kan een hart verdragen voordat het breekt? En hoeveel liefde is er nodig om het weer te helen?