Tussen Liefde en Loyaliteit: Mijn Moeder, Mijn Man, en Ik

‘Waarom kun je haar niet gewoon bellen, Sanne? Ze is je moeder.’

De stem van mijn man, Jeroen, klinkt zacht maar onverbiddelijk. Hij zit tegenover me aan de keukentafel, zijn handen gevouwen om een mok lauwe koffie. Ik staar naar het patroon in het tafelkleed, de blauwe tulpen die me ineens benauwen. Buiten tikt de regen tegen het raam, alsof zelfs het weer zich met mijn gemoedstoestand bemoeit.

‘Je begrijpt het niet, Jeroen,’ fluister ik. ‘Het is niet zo simpel.’

Hij zucht. ‘Ik probeer het te begrijpen, echt waar. Maar het is nu al drie jaar geleden. Ze is je moeder, Sanne. Je hebt maar één moeder.’

Zijn woorden prikken als naalden. Alsof ik niet elke nacht wakker lig van schuldgevoel en gemis. Alsof ik niet elke verjaardag van onze dochter Lotte denk aan hoe mijn moeder haar nog nooit heeft vastgehouden.

Mijn moeder, Marijke. De vrouw die me leerde fietsen op de dijk bij Zaltbommel, die me troostte na mijn eerste gebroken hart. Maar ook de vrouw die me op mijn dertigste verjaardag uit haar huis zette omdat ik niet wilde kiezen tussen haar en mijn vader na hun scheiding. De vrouw die me sindsdien alleen nog via boze appjes heeft laten weten dat ik haar teleurgesteld heb.

‘Ze heeft me pijn gedaan, Jeroen,’ zeg ik schor. ‘Ze koos voor zichzelf. Voor haar nieuwe vriend, voor haar eigen geluk. En toen ik niet meeging in haar verhaal, was ik ineens niet meer welkom.’

Jeroen kijkt weg. ‘Maar mensen maken fouten, Sanne. Jij bent ook niet perfect.’

Ik voel woede opborrelen. ‘Nee, ik ben niet perfect! Maar waarom moet ík altijd degene zijn die het goedmaakt? Waarom belt zij mij niet?’

Hij zwijgt. In de stilte hoor ik Lotte boven zingen; een kinderliedje over een olifantje in het bos. Mijn hart breekt een beetje.

‘Weet je wat het is?’ zeg ik zacht. ‘Iedereen verwacht altijd dat vrouwen alles lijmen. Dat wij de familie bij elkaar houden, dat wij vergeven en vergeten. Maar soms… soms kan ik gewoon niet meer.’

Jeroen schuift zijn stoel naar achteren en loopt naar het raam. ‘Ik wil gewoon dat Lotte haar oma leert kennen,’ zegt hij zonder om te kijken.

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘En wat als dat niet veilig is? Wat als ze Lotte net zo behandelt als mij?’

Hij draait zich om, zijn blik vermoeid. ‘Je weet dat ze van je houdt, Sanne. Ze is gewoon gekwetst.’

‘En ik dan?’ Mijn stem breekt nu echt. ‘Ben ik dan niet gekwetst?’

Hij komt naar me toe en legt zijn hand op mijn schouder. ‘Ik wil alleen maar dat je gelukkig bent.’

‘Misschien moet je accepteren dat dit mijn keuze is,’ fluister ik.

Die avond lig ik wakker naast Jeroen, die rustig ademhaalt in zijn slaap. Mijn gedachten razen. Beelden van vroeger flitsen voorbij: mijn moeder die me in haar armen wiegt na een nachtmerrie; haar harde stem toen ze me verweet dat ik “altijd partij koos voor papa”. De stilte die volgde toen ik haar huis verliet, met alleen een plastic tas vol kleren en een hart vol barsten.

Ik denk aan de keren dat ik haar wilde bellen, maar mijn trots of angst hield me tegen. Aan de verjaardagskaart die ze vorig jaar stuurde – zonder felicitatie, alleen een bijtend zinnetje: “Misschien kom je ooit tot inzicht.”

De volgende ochtend zit ik met Lotte aan tafel. Ze prikt met haar vorkje in een boterham met hagelslag.

‘Mama, waarom heb ik geen oma Marijke?’ vraagt ze ineens.

Mijn adem stokt. ‘Oma Marijke woont ver weg,’ lieg ik.

Lotte kijkt me doordringend aan met haar grote blauwe ogen – precies zoals die van mijn moeder.

‘Komt ze ooit op bezoek?’

Ik weet het antwoord niet.

Later die dag belt mijn broer Bas. Zijn stem klinkt gespannen.

‘Mam heeft gevraagd of je komt op haar verjaardag volgende week,’ zegt hij zonder omwegen.

Mijn hart slaat over.

‘Waarom nu ineens?’ vraag ik achterdochtig.

‘Ze mist je, Sanne. Ze mist Lotte ook.’

Ik lach bitter. ‘Dat had ze drie jaar geleden moeten bedenken.’

Bas zucht diep. ‘Ze is veranderd sinds ze ziek is.’

Mijn maag draait zich om. ‘Ziek?’

‘Ze heeft iets aan haar hart… De dokter zegt dat ze rustiger aan moet doen.’

Ik voel paniek opkomen – en schuldgevoel.

‘Waarom heb je dit niet eerder gezegd?’

‘Omdat jij altijd zegt dat je niks meer met haar te maken wilt hebben!’ schreeuwt Bas ineens. ‘Maar weet je wat? Jij bent ook niet de enige die pijn heeft!’

Ik hang op zonder iets te zeggen.

Die avond vertel ik Jeroen over het telefoontje.

‘Misschien moet je toch gaan,’ zegt hij voorzichtig.

‘En als ze weer begint over vroeger? Als ze me weer verwijten maakt?’

Hij pakt mijn hand vast. ‘Dan ga je weg. Maar misschien… misschien is dit je kans om het af te sluiten.’

De dagen tot haar verjaardag voel ik me als een kind dat straf verwacht. Ik slaap slecht, ben prikkelbaar tegen Lotte en Jeroen. Op de dag zelf sta ik uren voor de spiegel, zoekend naar iets om aan te trekken dat sterk maakt – onkwetsbaar.

Als we bij haar huis aankomen, voel ik mijn benen trillen. Jeroen knijpt bemoedigend in mijn hand terwijl Lotte vrolijk naar de voordeur huppelt.

Mijn moeder doet open. Ze is kleiner dan ik me herinner, haar gezicht getekend door rimpels en verdriet.

‘Sanne…’ zegt ze schor.

Ik slik en knik stijfjes.

Lotte verstopt zich achter mijn been.

Er volgt een ongemakkelijke middag vol beleefde gesprekken en gespannen stiltes. Mijn moeder probeert Lotte te aaien, maar Lotte duikt steeds weg.

Na de taart trekt mijn moeder me apart in de keuken.

‘Waarom ben je gekomen?’ vraagt ze zacht.

‘Bas zei dat je ziek was,’ antwoord ik botter dan bedoeld.

Ze kijkt weg. ‘Ik heb fouten gemaakt…’ Haar stem breekt. ‘Maar jij ook, Sanne.’

Woede welt op in mij. ‘Waarom moet ík altijd degene zijn die sorry zegt? Jij was degene die mij wegstuurde!’

Ze huilt nu openlijk. ‘Omdat ik bang was om alleen te zijn… Omdat alles uit elkaar viel en jij… jij was altijd zo sterk.’

Ik voel iets in mij breken – of misschien juist helen.

‘Ik was helemaal niet sterk,’ fluister ik.

We staan daar samen in de keuken, twee vrouwen die elkaar kwijt zijn geraakt in hun eigen pijn.

Na die dag verandert er langzaam iets tussen ons. We spreken af om elkaar eens per maand te zien – kleine stapjes, veel ongemak, maar ook hoop.

Toch blijft er twijfel knagen: doe ik dit voor mezelf, of omdat iedereen het van me verwacht?

Soms vraag ik me af: kun je ooit echt opnieuw beginnen met iemand die je zo diep heeft gekwetst? Of blijven sommige wonden altijd open?

Wat zouden jullie doen? Is vergeven altijd de juiste weg – of mag je soms ook kiezen voor jezelf?