Toen mijn beste vriendin mij liet vallen: een vriendschap als transactie

‘Dus je kunt me niet helpen met de verhuizing?’ Marijke’s stem trilt aan de andere kant van de lijn. Ik hoor de teleurstelling, maar ook iets anders – iets scherps, verwijtends. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. ‘Nee, Marijke, het spijt me echt. Je weet dat ik sinds die hernia-operatie amper een doos kan tillen. Ik heb het je uitgelegd.’

Er valt een stilte. Ik hoor haar ademhaling, zwaar en ongeduldig. ‘Ja, ja, natuurlijk,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Laat maar.’

Ik staar naar het raam, waar de regen tegen het glas tikt. Veertig jaar vriendschap – en nu dit. Ik voel me schuldig, maar ook boos. Waarom voelt het alsof ik altijd degene ben die moet geven?

Marijke en ik kennen elkaar sinds 1983. We werkten samen op een stoffig accountantskantoor in Utrecht. Zij was de extraverte, altijd met een grap klaar; ik was de stille, de luisteraar. We vulden elkaar aan als koffie en stroopwafels. Onze levens liepen synchroon: trouwen, kinderen krijgen, samen huilen om miskramen en lachen om kinderstreken.

Ze was mijn steun toen mijn man, Kees, zijn baan verloor en maandenlang depressief op de bank lag. Ik was haar rots toen haar dochter, Sanne, anorexia kreeg en maanden in een kliniek zat. We deelden alles – of dat dacht ik tenminste.

Maar de laatste jaren veranderde er iets. Marijke’s man kreeg promotie en ze verhuisden naar een groot huis in Bilthoven. Ze nodigde me uit voor etentjes met haar nieuwe vrienden – artsen, advocaten, mensen die over vakanties in Toscane praatten alsof het boodschappen doen was. Ik voelde me er nooit thuis.

‘Je moet gewoon wat meer uit je schulp kruipen,’ zei Marijke dan lachend als ik haar vertelde dat ik me ongemakkelijk voelde.

Toen kreeg ik die hernia. Plotseling kon ik niet meer alles doen wat zij van me gewend was: oppassen op haar kleinkinderen, helpen met tuinieren, meegaan naar Ikea om meubels uit te zoeken. Eerst leek ze begripvol, maar haar appjes werden korter, haar telefoontjes zeldzamer.

Op een dag stond ze onverwacht voor mijn deur. ‘Ik heb je nodig,’ zei ze zonder omhaal. ‘De verhuizing is volgende week en iedereen haakt af. Je bent toch mijn beste vriendin?’

Ik voelde me verscheurd tussen loyaliteit en mijn eigen grenzen. ‘Marijke, ik kan echt niet tillen…’

Ze zuchtte diep. ‘Weet je wat? Laat maar zitten.’ Ze draaide zich om en liep weg zonder om te kijken.

Sindsdien is het stil gebleven tussen ons. Geen uitnodigingen meer voor koffie of verjaardagen. Geen appjes met stomme kattenfilmpjes of foto’s van haar kleinkinderen.

Mijn dochter Lotte merkte het als eerste op. ‘Mam, waarom komt tante Marijke niet meer langs?’ vroeg ze tijdens het avondeten.

Ik haalde mijn schouders op en probeerde luchtig te klinken: ‘Ze heeft het druk met haar nieuwe huis.’ Maar vanbinnen voelde ik een leegte die ik niet kon vullen.

De weken werden maanden. Soms zag ik op Facebook foto’s van Marijke met haar nieuwe vriendengroep: lachend aan lange tafels vol wijn en tapas, wandelend door de duinen bij Noordwijk. Ik voelde me buitengesloten – alsof ik een oude jas was die niet meer paste bij haar nieuwe leven.

Op een dag besloot ik haar te bellen. Mijn handen trilden terwijl ik haar nummer intoetste.

‘Hoi Marijke, met mij,’ begon ik voorzichtig.

‘Oh… hoi,’ klonk het koel aan de andere kant.

‘Ik vroeg me af hoe het met je gaat. We hebben elkaar al zo lang niet gesproken.’

Ze zuchtte hoorbaar. ‘Kijk, Anja… Ik heb gewoon het gevoel dat jij altijd problemen hebt tegenwoordig. Je bent zo negatief geworden.’

De woorden sneden als messen door mijn borst.

‘Negatief? Omdat ik ziek ben?’

‘Nee, maar… weet je, ik heb gewoon behoefte aan mensen die energie geven in plaats van nemen.’

Ik slikte mijn tranen weg. ‘Dus omdat ik even niet alles voor je kan doen, ben ik ineens een last?’

Ze antwoordde niet direct. Toen zei ze zacht: ‘Misschien zijn we gewoon uit elkaar gegroeid.’

Na dat gesprek heb ik dagenlang gehuild. Mijn man Kees probeerde me te troosten: ‘Schat, misschien was het altijd al zo – misschien zag je het gewoon niet.’ Maar dat wilde ik niet geloven. Veertig jaar vriendschap gooi je toch niet zomaar weg?

Toch begon ik terug te denken aan al die keren dat Marijke mij nodig had – en hoe vaak zij er écht voor mij was geweest als het moeilijk werd. Was onze vriendschap altijd al een soort transactie geweest? Had zij mij vooral gewaardeerd om wat ik voor haar deed?

Mijn zus Karin zei: ‘Sommige mensen zijn alleen vrienden zolang jij hun problemen oplost.’

Het deed pijn om dat te horen, maar ergens wist ik dat ze gelijk had.

Langzaam begon ik mijn leven opnieuw in te richten zonder Marijke. Ik zocht contact met oude collega’s van het accountantskantoor; ging koffie drinken met buurvrouw Els; begon zelfs weer te schilderen – iets wat ik jaren niet had gedaan omdat Marijke daar nooit tijd voor had.

Toch blijft er een leegte achter. Soms betrap ik mezelf erop dat ik haar wil bellen als er iets grappigs gebeurt of als ik advies nodig heb over Lotte’s puberstreken.

Maar dan herinner ik me haar woorden: ‘Ik heb behoefte aan mensen die energie geven in plaats van nemen.’

Was ik dan echt alleen maar goed genoeg zolang ik gaf? Of is dit gewoon hoe sommige vriendschappen eindigen?

Misschien is het tijd om mezelf af te vragen: wat betekent echte vriendschap eigenlijk? En durf jij eerlijk te kijken naar jouw eigen vriendschappen?