Verloren zonder mijn moeder: een zoektocht naar vergeving en houvast
‘Waarom heb je me niet gewoon gebeld, Maartje?’ De stem van mijn broer Bram klinkt hard, bijna verwijtend, terwijl we samen in de kleine woonkamer van het huis van mijn moeder zitten. De geur van haar parfum hangt nog in de lucht, alsof ze elk moment binnen kan lopen. Maar dat zal nooit meer gebeuren.
Ik staar naar mijn handen, die trillen. ‘Ik… ik wist niet wat ik moest doen,’ fluister ik. Mijn stem breekt. ‘Ze klonk zo zwak aan de telefoon, maar ze zei dat het wel ging. Ik dacht…’
‘Je dacht verkeerd,’ snijdt Bram me af. Zijn ogen zijn rood van het huilen, maar zijn blik is hard. ‘Als je gewoon was gegaan, was ze misschien niet alleen gestorven.’
Die woorden snijden dieper dan hij zich kan voorstellen. Sinds mama vorige week is overleden, voel ik me verloren. Alsof iemand het fundament onder mijn voeten heeft weggetrokken. En nu is er alleen nog schuld en spijt.
De dagen na haar dood zijn een waas. Familieleden komen langs, brengen bloemen en appeltaart, zeggen dingen als ‘ze heeft nu rust’ en ‘jullie hebben alles gedaan wat je kon’. Maar ik weet dat dat niet waar is. Ik had meer kunnen doen. Ik had haar vaker moeten bezoeken, haar vaker moeten zeggen dat ik van haar hield.
Mijn moeder, Els, was altijd de spil van ons gezin. Ze regelde alles, hield iedereen bij elkaar, zelfs toen papa jaren geleden vertrok voor een andere vrouw. Ze was sterk, maar ook kwetsbaar. Soms zag ik haar ’s avonds huilen in de keuken, als ze dacht dat niemand het zag.
De laatste maanden ging het slechter met haar gezondheid. Ze had last van haar hart, maar wilde geen hulp accepteren. ‘Ik ben geen oude vrouw,’ zei ze dan koppig. ‘Maak je maar geen zorgen om mij.’
Maar ik maakte me wel zorgen. Alleen… ik was druk met mijn werk op het gemeentehuis in Utrecht, met mijn eigen gezin, met de dagelijkse sleur. En nu is het te laat.
‘Weet je nog hoe ze altijd die rare stamppot maakte met spruitjes en appel?’ probeert mijn zusje Lotte de spanning te breken. Ze glimlacht flauwtjes door haar tranen heen. ‘Ik vond het vreselijk, maar nu zou ik willen dat ze het nog één keer voor me maakte.’
Bram kijkt haar aan, zijn gezicht verzacht iets. ‘Ze deed altijd zo haar best om ons blij te maken.’
‘En wij waren ondankbaar pubers,’ zeg ik zachtjes. ‘Altijd klagen.’
We zwijgen alle drie. Buiten regent het zachtjes tegen de ramen. Ik voel een knoop in mijn maag groeien.
Na de begrafenis blijf ik achter in het lege huis van mijn moeder. Het voelt alsof haar geest nog overal hangt: haar sjaal over de stoel, haar leesbril op tafel, een halfvol kopje thee op het aanrecht. Ik loop door de kamers en raak haar spullen aan, alsof ik zo dichter bij haar kan komen.
In haar slaapkamer vind ik een doos met brieven en foto’s uit mijn jeugd. Foto’s van verjaardagen, vakanties aan de Zeeuwse kust, Sinterklaasavonden vol gelach en cadeautjes. In één brief schrijft ze: ‘Lieve Maartje, ik ben zo trots op je. Vergeet nooit dat ik altijd van je hou.’
De tranen stromen over mijn wangen. Waarom heb ik haar dat nooit teruggezegd? Waarom heb ik altijd gedacht dat er nog tijd genoeg was?
’s Nachts lig ik wakker in haar bed, luisterend naar het tikken van de regen op het dak. Mijn gedachten malen eindeloos rondjes: had ik haar kunnen redden als ik eerder was gekomen? Had ze pijn? Was ze bang?
De volgende ochtend belt Lotte me op. ‘Maartje… kun je alsjeblieft komen? Bram is helemaal overstuur.’
Als ik bij Lotte aankom, zit Bram op de bank met zijn hoofd in zijn handen. ‘Ik kan dit niet,’ zegt hij schor. ‘Ik mis haar zo.’
Ik ga naast hem zitten en pak zijn hand vast. ‘Ik ook,’ fluister ik. ‘En ik voel me zo schuldig.’
Bram kijkt op, zijn ogen nat. ‘Ik ook,’ zegt hij zachtjes. ‘Ik had vaker langs moeten gaan. Ik dacht altijd dat ze onsterfelijk was.’
We huilen samen, voor het eerst sinds mama’s dood echt samen.
De dagen daarna proberen we samen het huis leeg te halen. Elke kast die we openen brengt nieuwe herinneringen boven: oude schoolrapporten, een vergeeld dagboek waarin mama schreef over haar dromen en angsten, een doos vol kindertekeningen.
Op een dag vind ik een brief aan mij gericht, geschreven vlak voor haar dood:
‘Lieve Maartje,
Als je dit leest ben ik er niet meer. Maak je geen zorgen om mij – ik heb een mooi leven gehad en ben dankbaar voor alles wat we samen hebben meegemaakt. Vergeet niet om lief te zijn voor jezelf en elkaar. Niemand is perfect; ook jij niet, en dat hoeft ook niet.
Ik hou van je.
Mama’
Ik lees de brief drie keer achter elkaar en voel iets verschuiven in mijn borstkas – een klein beetje verlichting tussen alle pijn en schuldgevoelens.
Toch blijft het knagen: hoe vergeef je jezelf als je denkt dat je tekort bent geschoten? Hoe ga je verder als je iemand mist die zo’n groot deel van je leven was?
Op een avond zit ik met Lotte aan de keukentafel in mijn eigen huis in Utrecht. Ze pakt mijn hand vast.
‘Weet je wat mama altijd zei? Je moet jezelf niet kwellen met wat-als-vragen. Je hebt gedaan wat je kon met wat je wist op dat moment.’
Ik knik langzaam, maar het voelt nog steeds als een leugen.
‘Misschien,’ zeg ik zachtjes, ‘maar hoe laat je dat gevoel los?’
Lotte haalt haar schouders op. ‘Misschien moet je gewoon accepteren dat het er mag zijn. Dat schuldgevoel hoort bij rouw.’
De weken gaan voorbij en langzaam wordt het gemis minder scherp, maar de leegte blijft. Soms ruik ik ineens haar parfum op straat of hoor ik iemand lachen zoals zij deed en dan schiet het verdriet weer door me heen.
Op een dag besluit ik hulp te zoeken bij een rouwtherapeut in de stad. Tijdens onze gesprekken leer ik dat schuldgevoel normaal is na verlies – dat het zelfs een manier is om grip te krijgen op iets wat eigenlijk niet te bevatten is.
Langzaam begin ik mezelf toe te staan om te rouwen zonder mezelf steeds te straffen voor wat ik niet heb gedaan.
Toch blijft er één vraag hangen: hoe vergeef je jezelf echt? Is er iemand die zich herkent in mijn verhaal? Hoe zijn jullie omgegaan met schuld en spijt na het verlies van een dierbare?
Misschien is er geen pasklaar antwoord – maar misschien kunnen we elkaar helpen door onze verhalen te delen.