Mijn Zus, Mijn Spiegel: Hoe Liefde en Wantrouwen Ons Verdeelden

‘Ella, je moet echt even luisteren. Dit klopt gewoon niet!’ Mijn stem trilt terwijl ik haar aankijk, mijn handen verkrampt om de rand van de keukentafel. Ze ontwijkt mijn blik, haar vingers friemelen aan het koordje van haar hoodie. Buiten tikt de regen zachtjes tegen het raam van ons rijtjeshuis in Amersfoort.

‘Marije, ik weet wat ik doe. Je hoeft je geen zorgen te maken,’ zegt ze zacht, bijna fluisterend. Maar ik zie de schaduw in haar ogen. Sinds een paar maanden is ze veranderd. Ze lacht minder, haar telefoon is altijd binnen handbereik en ze lijkt steeds vaker afwezig.

Mijn naam is Marije van Dijk, 29 jaar, en Ella is mijn jongere zus. We zijn opgegroeid in een klein huisje aan de rand van de stad, samen met onze moeder Patricia. Onze vader verdween toen ik twaalf was; sindsdien waren we op elkaar aangewezen. Ella was altijd het zonnetje in huis, zelfs toen mama ziek werd en ik het huis uitging om te studeren in Utrecht.

Maar nu lijkt het alsof ik haar verlies aan iets wat ik niet kan zien of begrijpen.

Het begon allemaal toen ik zelf in de problemen kwam. Mijn contract bij het reclamebureau werd niet verlengd en ineens zat ik zonder inkomen. De huur van mijn studio slokte mijn spaargeld op en ik voelde me steeds wanhopiger worden. Op een avond belde ik Ella.

‘El, kun je me misschien wat geld lenen? Het is tijdelijk, echt waar. Volgende maand krijg ik weer werk.’

Ze aarzelde even, maar stemde toe. ‘Natuurlijk, Marije. Je bent mijn zus.’

Een week later stond er 500 euro op mijn rekening. Maar toen ik haar bedankte, klonk ze afwezig.

‘Geen probleem… Ik moet nu gaan, Marije.’

Vanaf dat moment merkte ik dat er iets niet klopte. Ze werkte opeens nóg meer uren bij de bakker en als schoonmaakster in het verzorgingshuis. Als ik haar vroeg waarom ze zo moe was, wuifde ze het weg.

Op een zondagmiddag zat ik met mama aan de keukentafel toen Ella thuiskwam. Haar gezicht was grauw, haar ogen rood van het huilen.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg mama bezorgd.

‘Niks… gewoon moe,’ mompelde Ella en verdween naar boven.

Die avond hoorde ik haar stiekem bellen op haar kamer. Haar stem klonk smekend: ‘Maar je zei dat je deze maand terug zou betalen… Ik heb het geld echt nodig voor mijn moeder.’

Mijn hart sloeg over. Wie was die man aan de andere kant van de lijn? Waarom klonk Ella zo wanhopig?

De volgende dag besloot ik haar telefoon te checken terwijl ze onder de douche stond. Ik weet dat het niet mocht, maar ik voelde dat er iets mis was.

Honderden WhatsApp-berichten van een zekere ‘Jeroen’. De gesprekken begonnen lief: ‘Je bent zo bijzonder, Ella. Niemand begrijpt me zoals jij.’ Maar al snel veranderde de toon: ‘Kun je me nog wat geld sturen? Mijn rekening is geblokkeerd… Ik zweer dat je alles terugkrijgt.’

Ik voelde woede en angst tegelijk. Mijn zus werd opgelicht – dat kon niet anders.

Toen ze uit de badkamer kwam, stond ik haar op te wachten met haar telefoon in mijn hand.

‘Ella, wie is Jeroen?’

Ze verstijfde. ‘Geef me mijn telefoon terug!’

‘Nee! Je wordt gebruikt! Zie je dat dan niet? Hij vraagt alleen maar om geld!’

Ze barstte in tranen uit. ‘Jij snapt het niet! Hij houdt van me! Jij hebt altijd alles gehad – vrienden, studie, vrijheid! Laat mij tenminste iemand hebben die om me geeft!’

Die woorden sneden dieper dan ik had verwacht. Was dit hoe ze zich voelde? Altijd tweede keus?

De weken daarna probeerde ik haar te overtuigen: liet haar nieuwsartikelen zien over oplichters, sprak met haar vrienden, zelfs met mama. Maar Ella sloot zich steeds meer af.

Op een avond kwam ik thuis en vond mama huilend aan tafel.

‘Ella heeft geld van mijn rekening gehaald,’ snikte ze. ‘Ze zegt dat ze het nodig had voor een vriend.’

Ik voelde me schuldig – had ik dit veroorzaakt door zelf geld te vragen? Of was het gewoon pech dat Ella zo kwetsbaar was?

Ik besloot Jeroen zelf te bellen via Ella’s telefoon. Een onbekende stem nam op.

‘Met wie spreek ik?’ vroeg hij kil.

‘Met Marije, Ella’s zus. Laat haar met rust! We weten wat je doet.’

Hij lachte spottend. ‘Je zus is volwassen genoeg om haar eigen keuzes te maken.’

Ik gooide de telefoon neer en voelde me machteloos.

De dagen werden weken. Ella werd stiller, vermagerde zichtbaar en kwam nauwelijks nog beneden. Mama’s gezondheid ging achteruit door alle stress.

Op een avond zat ik naast Ella op bed. Ze keek naar buiten, naar de natte straatlantaarns.

‘Weet je nog,’ begon ze zacht, ‘hoe we vroeger hutten bouwden in de tuin? Jij was altijd de baas… Ik wilde gewoon dat iemand mij ook eens belangrijk vond.’

Ik pakte haar hand vast. ‘Ella… jij bent belangrijk voor ons. Voor mij. Voor mama.’

Ze keek me aan met lege ogen.

‘Het voelt alsof niemand mij ziet behalve hij.’

De volgende ochtend was ze verdwenen. Haar kamer leeg, alleen een briefje op haar kussen: ‘Sorry dat ik jullie teleurstel.’

We vonden haar twee dagen later bij een vriendin in Zwolle – uitgeput, gebroken, maar veilig. Jeroen bleek onvindbaar; zijn profiel was verwijderd.

Het duurde maanden voordat Ella weer een beetje zichzelf werd. Met hulp van een maatschappelijk werker en veel geduld bouwden we langzaam vertrouwen op.

Soms vraag ik me af: had ik meer kunnen doen? Of moet je accepteren dat liefde alleen niet genoeg is om iemand te redden?

Wat denken jullie? Wanneer grijp je in – en wanneer laat je los?