Ik Registreerde de Auto van Mijn Broer op Mijn Naam – Het Werd een Financiële Nachtmerrie
‘Waarom staat er weer een boete op mijn naam, Jeroen?’ Mijn stem trilde terwijl ik de envelop op tafel gooide. De keuken rook nog naar de koffie die ik een uur geleden had gezet, maar mijn maag draaide zich om. Jeroen keek niet op van zijn telefoon. ‘Rustig, Sanne. Ik betaal het wel. Het is maar een boete.’
Maar het was niet ‘maar’ een boete. Het was de derde deze maand. En niet alleen boetes. De belastingdienst had me al twee keer gebeld over achterstallige wegenbelasting. Mijn broer, Jeroen, zat midden in een vechtscheiding met zijn ex, Marieke. Zijn hoofd stond er niet naar om zich met papierwerk bezig te houden. Dus toen hij me vroeg of ik zijn auto tijdelijk op mijn naam wilde zetten, aarzelde ik geen moment. ‘Het is maar voor een paar maanden,’ had hij gezegd. ‘Tot alles geregeld is.’
Die paar maanden werden een jaar.
Ik had altijd een zwak voor Jeroen gehad. Hij was mijn grote broer, degene die me vroeger beschermde tegen pestkoppen op het schoolplein in Amersfoort. Maar nu voelde ik me vooral verantwoordelijk voor zijn puinhoop. En die puinhoop werd steeds groter.
‘Sanne, je weet toch dat ik het niet expres doe?’ probeerde hij die avond nog. Maar ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen. ‘Het is míjn naam, Jeroen! Míjn schuld als jij weer te hard rijdt of de belasting niet betaalt!’
Mijn ouders bemoeiden zich er ook mee. Mijn moeder belde me elke dag: ‘Je weet dat Jeroen het moeilijk heeft, Sanne. Kun je hem niet gewoon een beetje helpen?’ Mijn vader was harder: ‘Je moet grenzen stellen, meisje. Je bent geen deurmat.’
Maar hoe stel je grenzen als je familie in de problemen zit?
De situatie escaleerde toen er op een ochtend een brief van het CJIB op de mat lag: beslaglegging dreigde als de openstaande bedragen niet binnen twee weken betaald werden. Ik voelde paniek opkomen. Mijn spaargeld was al bijna op aan boetes en achterstallige betalingen voor Jeroens auto. Ik werkte als verpleegkundige in het Meander Medisch Centrum en draaide extra diensten om alles te kunnen betalen.
Die avond confronteerde ik Jeroen opnieuw. Hij zat op de bank met een biertje, voetbal op tv.
‘Jeroen, dit kan zo niet langer. Ik ga eraan onderdoor.’
Hij zuchtte diep en keek me eindelijk aan. ‘Wat wil je dan dat ik doe? Ik kan die auto nu niet op mijn eigen naam zetten, Marieke probeert alles af te pakken.’
‘Dan verkoop je hem maar! Of je regelt iets anders! Maar ik trek dit niet meer.’
Er viel een pijnlijke stilte. Voor het eerst zag ik twijfel in zijn ogen.
De weken daarna werden we vreemden voor elkaar. Jeroen kwam minder vaak langs, nam zijn telefoon niet altijd op. Mijn moeder probeerde te bemiddelen, maar haar pogingen maakten alles erger.
Op een dag stond Marieke ineens voor mijn deur. Ze zag er moe uit, haar ogen rood van het huilen.
‘Sanne, mag ik even binnenkomen?’
Ik knikte verbaasd.
Ze vertelde dat Jeroen haar had wijsgemaakt dat ík verantwoordelijk was voor de schulden rond de auto. Dat zij nu bang was dat ze met de kinderen zonder geld zou komen te zitten omdat Jeroen nergens meer voor opdraaide.
‘Ik weet niet wat ik moet doen,’ snikte ze. ‘Hij luistert niet meer naar mij.’
Ik voelde woede en verdriet tegelijk. Hoe had Jeroen mij zo in deze positie kunnen brengen?
Die nacht lag ik wakker en dacht aan vroeger: hoe we samen hutten bouwden in het bos bij Soestduinen, hoe hij me altijd liet lachen als ik verdrietig was. Maar nu voelde hij als een vreemde.
De volgende dag besloot ik actie te ondernemen. Ik belde de RDW en vroeg wat mijn opties waren. De medewerker klonk begripvol, maar streng: ‘Zolang het kenteken op uw naam staat, bent u verantwoordelijk voor alles wat er met dat voertuig gebeurt.’
Ik besloot de auto te verkopen zonder Jeroens toestemming. Het voelde als verraad, maar ik zag geen andere uitweg.
Toen Jeroen erachter kwam, ontplofte hij.
‘Hoe durf je! Dat was míjn auto!’ schreeuwde hij aan de telefoon.
‘Het was mijn verantwoordelijkheid!’ schreeuwde ik terug, met tranen in mijn ogen.
We spraken wekenlang niet met elkaar.
Mijn ouders waren woedend – op mij én op Jeroen. De familiebanden stonden op springen.
Langzaam kwam er rust in mijn leven terug. Geen brieven meer van het CJIB, geen slapeloze nachten over geldzaken die niet van mij waren.
Maar de prijs was hoog: mijn relatie met Jeroen was kapot.
Soms zie ik hem nog lopen in de stad, altijd gehaast, altijd met zijn blik naar beneden gericht.
Ik vraag me af: Had ik het anders moeten doen? Is familie helpen altijd goed – of soms juist funest? Wat zouden jullie gedaan hebben?