Zorgen voor Opa: Schuldgevoel en Onmacht in de Stilte van het Huis

‘Waarom ben je zo stil, Merel?’ Opa’s stem klinkt broos vanuit de slaapkamer. Ik sta in de keuken, mijn handen trillend boven de gootsteen. De geur van lauwe erwtensoep hangt in de lucht. ‘Niks, opa. Ik kom eraan,’ roep ik terug, terwijl ik mezelf dwing te glimlachen. Maar mijn gezicht voelt stijf, alsof ik een masker draag dat elk moment kan breken.

Het is alweer acht maanden geleden dat opa viel. Die dag staat in mijn geheugen gegrift: het harde geluid van zijn hoofd op de tegelvloer, het paniekerige geblaf van onze hond Bram, en mijn eigen stem die schor werd van het schreeuwen om hulp. Sindsdien is alles anders. Opa ligt sindsdien in bed, zijn wereld beperkt tot de vier muren van zijn slaapkamer en het uitzicht op de oude kastanjeboom in de tuin.

‘Merel, kun je me helpen met mijn kussen?’ klinkt het weer. Ik loop naar binnen en zie hem liggen, zijn dunne armen als takjes boven het dekbed. Zijn ogen zoeken de mijne. ‘Het zit niet lekker vandaag.’

‘Natuurlijk, opa.’ Ik probeer geduldig te blijven terwijl ik zijn kussen opschud. Maar vanbinnen kook ik. Niet op hem, maar op de situatie. Op de eindeloze herhaling van kleine verzoeken, op het feit dat mijn leven nu draait om steunkousen, pillendoosjes en incontinentiemateriaal.

Mijn moeder komt amper meer langs. ‘Ik kan het niet aanzien,’ zegt ze dan aan de telefoon. ‘Jij bent altijd zo sterk, Merel.’ Alsof dat een compliment is. Alsof sterk zijn betekent dat je nooit mag breken.

‘Heb je vandaag nog iets leuks gedaan?’ vraagt opa zachtjes. Ik slik. ‘Nee, niet echt. Beetje boodschappen gedaan, wasje gedraaid.’

Hij knikt en kijkt weg naar het raam. Buiten dwarrelen de eerste herfstbladeren naar beneden. ‘Vroeger fietste je altijd zo graag,’ mompelt hij. ‘Nu ben je alleen maar binnen.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ja, vroeger wel,’ zeg ik schor.

’s Avonds zit ik aan tafel met een kop lauwe thee. Mijn telefoon trilt: een appje van mijn broer Joris. “Hoe gaat het met opa?” Meer niet. Geen aanbod om te helpen, geen vraag hoe het met míj gaat. Ik typ terug: “Gaat wel.”

De dagen rijgen zich aaneen als grijze kralen aan een ketting. Elke ochtend hetzelfde ritueel: wassen, aankleden, ontbijt maken, medicijnen geven. Soms komt de thuiszorg even langs, maar meestal ben ik alleen met hem.

Op een dag barst ik uit elkaar. Het is een regenachtige woensdag en opa wil voor de derde keer binnen een uur naar het toilet. Terwijl ik hem overeind help, voel ik hoe mijn geduld opraakt.

‘Opa, kun je niet even wachten? Ik ben ook maar één mens!’ Mijn stem klinkt harder dan bedoeld.

Hij kijkt me aan met grote ogen vol verdriet en schaamte. ‘Sorry meisje… Ik wil niet lastig zijn.’

Meteen voel ik spijt als een klamme deken over me heen vallen. ‘Nee opa, jij bent niet lastig. Het spijt me…’

Die nacht lig ik wakker in bed, luisterend naar het zachte gesnurk uit zijn kamer. Mijn gedachten razen: Ben ik een slecht mens? Had ik niet liever moeten zijn? Waarom voel ik me zo gevangen?

De volgende ochtend belt mijn moeder onverwacht aan. Ze kijkt schichtig om zich heen als ze binnenkomt.

‘Hoe gaat het met jullie?’ vraagt ze terwijl ze haar jas ophangt.

Ik barst in tranen uit. ‘Ik kan niet meer, mam. Ik ben zo moe…’

Ze slaat haar armen om me heen en voor het eerst in maanden voel ik me weer even kind.

‘Misschien moeten we toch kijken naar een verpleeghuis,’ zegt ze zachtjes.

‘Dat wil hij niet,’ snik ik.

‘Maar jij moet ook aan jezelf denken, Merel.’

Die middag zit ik naast opa op bed. Hij kijkt naar me met zijn heldere blauwe ogen.

‘Je moeder vertelde dat je het zwaar hebt,’ zegt hij plotseling.

Ik knik zwijgend.

‘Je hoeft niet alles alleen te doen, meisje,’ zegt hij dan zachtjes. ‘Ik wil niet dat jij kapotgaat aan mij.’

Ik pak zijn hand vast en voel hoe broos hij is geworden.

‘Ik doe dit omdat ik van u hou,’ fluister ik.

Hij glimlacht flauwtjes. ‘Liefde betekent soms ook loslaten.’

’s Avonds zit ik weer aan tafel met mijn thee. De stilte in huis voelt zwaarder dan ooit. Mijn gedachten malen: Kan ik hem echt loslaten? Of is dit schuldgevoel iets wat nooit weggaat?

Hebben jullie ooit zo’n keuze moeten maken? Hoe ga je om met schuldgevoel als liefde en onmacht elkaar raken?