De dag dat de bushalte een toneelstuk werd

‘Nee, nee, nee… niet nu!’ Mijn gedachten schreeuwden het uit terwijl ik met mijn vingers aan de rits van mijn nieuwe spijkerbroek friemelde. De bushalte aan de Jan Evertsenstraat was al druk, mensen keken op hun telefoon of staarden in de verte. Ik voelde het zweet langs mijn rug glijden. ‘Kom op, Heather, je hebt dit zelf gewild. Waarom moest je per se die broek kopen die eigenlijk een maat te klein is?’

‘Gaat het?’ vroeg een oudere vrouw naast me, haar stem zacht maar bezorgd. Ik glimlachte geforceerd. ‘Ja hoor, gewoon… ochtendstress.’

De bus kwam aanrijden. Ik probeerde nonchalant te blijven terwijl ik mijn OV-chipkaart uit mijn tas viste. De deuren gingen open en de rij begon te schuifelen. Toen was het mijn beurt. Ik zette één voet op de trede, maar mijn broek spande zo strak om mijn bovenbenen dat ik nauwelijks kon bewegen.

‘Schiet eens op!’ riep iemand achter me. Ik keek om en zag een man met warrig blond haar en een feloranje jas. Zijn ogen twinkelden van irritatie én nieuwsgierigheid.

‘Sorry,’ mompelde ik, terwijl ik nogmaals probeerde mijn been omhoog te krijgen. Het lukte niet. Mijn gezicht werd rood. De buschauffeur keek me ongeduldig aan.

‘Heb je hulp nodig?’ vroeg de man achter me, nu met een grijns.

‘Nee, echt niet…’ Maar voordat ik het wist, had hij zijn handen onder mijn ellebogen geschoven en probeerde me voorzichtig omhoog te duwen.

‘Wat doe je nou?!’ siste ik, terwijl ik probeerde zijn handen weg te duwen.

‘Ik help je gewoon even! Je zit vast!’

De mensen achter ons begonnen te mopperen. ‘Moet dat nou zo lang duren?’ hoorde ik iemand zeggen. Een meisje filmde ons stiekem met haar telefoon.

‘Laat me los!’ siste ik nogmaals, maar Jordy – want zo stelde hij zich later voor – hield vol.

‘Kom op, samen lukt het wel!’

Met een laatste duw schoot ik naar voren, maar mijn voet bleef haken achter de rand van de trede. Ik viel half in de bus, half op de grond. Mijn tas vloog open en de inhoud verspreidde zich over het gangpad: tampons, sleutels, een half opgegeten stroopwafel.

De buschauffeur zuchtte diep. ‘Mevrouw, wilt u misschien eerst even uw spullen oprapen voordat u verder gaat?’

Mijn wangen gloeiden. Jordy hielp me overeind en begon zonder gêne mijn spullen bij elkaar te rapen. ‘Hier, je stroopwafel,’ zei hij met een knipoog.

‘Dank je,’ mompelde ik.

Achter ons klonk gelach en gemompel. Iemand riep: ‘Dit is beter dan Goede Tijden Slechte Tijden!’

Toen gebeurde het onvermijdelijke: de buschauffeur sloot de deuren. ‘Sorry mensen, we moeten door.’

De bus reed weg, met mij en Jordy nog buiten op het trottoir. De menigte verspreidde zich langzaam, sommigen keken nog even om en lachten.

Ik stond daar, midden op straat, met een gescheurde spijkerbroek en een wildvreemde man naast me.

‘Nou,’ zei Jordy uiteindelijk, ‘dat was een avontuur.’

Ik kon niet anders dan lachen. Het was zo absurd dat het pijn deed. ‘Dit gebeurt alleen in films,’ zei ik.

‘Of in Amsterdam,’ lachte hij terug.

We liepen samen naar het volgende bushokje. Onderweg vertelde Jordy dat hij eigenlijk helemaal niet met de bus hoefde; hij vond het gewoon leuk om mensen te observeren en had vandaag besloten eens iets geks te doen.

‘Dus jij… je deed dit expres?’ vroeg ik verbaasd.

‘Nee joh! Maar toen ik zag dat je vastzat, dacht ik: dit is mijn kans om iemand te helpen – of voor gek te zetten.’

Ik moest weer lachen, ondanks alles.

Plotseling ging mijn telefoon. Mijn moeder.

‘Heather! Waar blijf je? Je zus is al onderweg naar haar sollicitatiegesprek en jij zou oppassen op Daan!’

Ik slikte. ‘Sorry mam, er was… iets met de bus.’

‘Altijd wat met jou,’ zuchtte ze. ‘Kun je nooit eens gewoon normaal doen?’

Jordy keek me vragend aan. Ik draaide me om zodat hij het gesprek niet kon horen.

‘Mam, ik doe echt m’n best. Het was gewoon pech.’

‘Pech? Of weer zo’n stunt van jou? Je vader zegt altijd: Heather trekt ongeluk aan als een magneet.’

Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik kom eraan, oké?’

Ik hing op en zuchtte diep.

Jordy tikte me op mijn schouder. ‘Gaat het?’

‘Ja… familie,’ zei ik schouderophalend.

We wachtten samen op de volgende bus. Jordy vertelde over zijn werk als freelance illustrator en hoe hij soms expres rare dingen deed om inspiratie op te doen voor zijn strips.

‘Dus nu word ik misschien wel een stripfiguur?’ vroeg ik grijnzend.

‘Absoluut! De heldin met de onmogelijke spijkerbroek.’

Toen de bus eindelijk kwam, stapten we samen in – deze keer zonder problemen. Ik voelde de ogen van andere passagiers branden op mijn gescheurde broek en rommelige haar, maar Jordy bleef naast me zitten en maakte grapjes tot ik moest uitstappen bij het huis van mijn zus.

Voordat ik uitstapte, draaide ik me naar hem om. ‘Bedankt voor je hulp… denk ik.’

Hij lachte breeduit. ‘Graag gedaan! En onthoud: draag nooit meer iets waarin je niet kunt ademen.’

Ik lachte terug en sprong uit de bus.

Bij mijn zus thuis was Daan al ongeduldig aan het wachten. ‘Tante Heather! Waarom ben je zo laat? En waarom zit er een gat in je broek?’

Ik zuchtte diep en glimlachte flauwtjes. ‘Dat is een lang verhaal, jongen.’

Die avond lag ik in bed en dacht terug aan alles wat er gebeurd was. Mijn familie vond me chaotisch en onhandig; vreemden zagen vooral het komische van mijn ongelukjes. Maar ergens voelde ik me lichter dan normaal – alsof die gênante ochtend iets had losgemaakt in mij.

Misschien is het leven soms gewoon één grote klucht waarin we allemaal onze rol spelen – of we nu willen of niet.

Wat denken jullie: zijn onze dagelijkse blunders eigenlijk niet gewoon kleine avonturen die ons verbinden? Of ben ik echt gewoon een wandelend ongeluk?