Tussen Twee Vuren: Hoe Ik Overleefde Met Een Moederskindje Als Man
‘Waarom moet je altijd eerst met je moeder overleggen, Mark?’ Mijn stem trilt terwijl ik de borden op het aanrecht zet. Mark kijkt me niet aan. ‘Ze bedoelt het alleen maar goed, Sanne. Je weet hoe ze is.’
Ik weet inderdaad hoe ze is. Sinds de dag dat we trouwden, lijkt het alsof ik niet alleen met Mark ben getrouwd, maar ook met zijn moeder, mevrouw Van Dijk. Ze woont maar drie straten verderop in ons dorpje bij Utrecht en vindt het volkomen normaal om elke dag onaangekondigd binnen te lopen. Soms met appeltaart, soms met kritiek.
‘Sanne, je wast de ramen niet goed,’ zei ze vorige week nog, terwijl ze haar vinger over het glas haalde. ‘Vroeger deed ik dat elke zaterdag. Mark hield van schone ramen.’
Mark lachte toen alleen maar en gaf haar een kus op haar wang. Ik voelde me een indringer in mijn eigen huis.
Het begon allemaal zo mooi. Mark en ik leerden elkaar kennen op de universiteit in Utrecht. Hij was charmant, attent, en leek alles te zijn wat ik ooit wilde. Maar na ons trouwen veranderde er iets. Zijn moeder werd een constante factor in ons leven. Ze belde hem elke ochtend om te vragen wat hij ging eten, of hij zijn jas wel aanhad, of hij niet te laat naar bed was gegaan.
‘Mark, wanneer gaan we nu eindelijk eens samen op vakantie? Zonder je moeder?’ vroeg ik hem op een avond terwijl we in bed lagen.
Hij zuchtte. ‘Ze zou zich zo alleen voelen, Sanne. Je weet dat papa er niet meer is.’
‘Maar ik ben er toch ook nog?’ Mijn stem brak.
De volgende dag stond zijn moeder weer op de stoep. Ze had soep gemaakt. ‘Je ziet er moe uit, Sanne. Gaat het wel goed tussen jullie?’
Ik wilde schreeuwen dat zij het probleem was, maar ik glimlachte flauwtjes en nam de soep aan.
De weken werden maanden. Mijn geduld raakte op. Op een avond kwam ik thuis van mijn werk – ik ben verpleegkundige in het ziekenhuis – en hoorde ik gelach uit de woonkamer. Mark en zijn moeder zaten samen fotoalbums te bekijken.
‘Oh Sanne, kijk nou! Hier is Mark op zijn eerste schooldag!’ riep zijn moeder enthousiast.
Ik voelde me buitengesloten, alsof ik nooit echt deel zou uitmaken van hun wereld.
Op een dag besloot ik met mijn beste vriendin, Iris, te praten. We zaten samen in het café aan de Vecht.
‘Je moet grenzen stellen, San,’ zei Iris resoluut. ‘Dit is niet gezond.’
‘Maar hoe dan? Mark kiest altijd haar kant.’
Iris pakte mijn hand vast. ‘Misschien moet je hem laten kiezen.’
Die avond wachtte ik tot Mark thuiskwam van zijn werk bij de gemeente. Mijn hart bonsde in mijn borstkas.
‘Mark, we moeten praten,’ begon ik voorzichtig.
Hij keek op van zijn telefoon. ‘Wat is er?’
‘Ik kan dit niet meer. Ik voel me tweede keus in mijn eigen huwelijk. Jij en je moeder… Het is alsof ik er niet toe doe.’
Hij zweeg lang. ‘Ze heeft niemand anders meer, Sanne.’
‘En ik dan? Heb jij mij nog nodig?’
Hij keek weg.
De weken daarna werden kil en afstandelijk. Zijn moeder kwam vaker langs dan ooit tevoren. Op een dag vond ik haar in onze slaapkamer, bezig met het opvouwen van onze was.
‘Ik dacht dat je wel wat hulp kon gebruiken,’ zei ze zonder blikken of blozen.
Ik voelde hoe de tranen achter mijn ogen prikten. ‘Dit is mijn huis,’ fluisterde ik.
Ze keek me aan met die blik die alles zei: jij hoort hier niet echt bij.
Die avond pakte ik mijn koffers. Mark stond sprakeloos in de deuropening.
‘Waar ga je heen?’ vroeg hij zacht.
‘Naar mezelf,’ antwoordde ik.
Ik trok tijdelijk bij Iris in. De stilte in haar appartement voelde als een bevrijding en een straf tegelijk. Ik miste Mark, maar niet het leven dat we samen hadden geleid.
Na een week belde hij me op.
‘Sanne… Kunnen we praten?’
We spraken af in het park waar we ooit onze eerste kus deelden. Hij zag er moe uit.
‘Ik heb nagedacht,’ begon hij aarzelend. ‘Misschien heb je gelijk. Misschien moet ik leren loslaten.’
‘Misschien?’ vroeg ik zachtjes.
Hij knikte langzaam.
‘Ik weet niet of ik dat kan.’
Ik voelde een mengeling van verdriet en opluchting. Eindelijk eerlijkheid.
De maanden daarna probeerden we het opnieuw, met relatietherapie en duidelijke afspraken: zijn moeder mocht niet meer onaangekondigd binnenkomen; wij bepaalden samen onze grenzen.
Het was zwaar. Soms viel Mark terug in oude patronen – een telefoontje te veel naar zijn moeder, een afspraak die hij afzegde omdat zij zich “niet lekker” voelde.
Maar langzaam groeide er iets nieuws tussen ons: begrip, voorzichtig vertrouwen.
Op een dag zat ik met Mark op de bank, zijn hand in de mijne.
‘Denk je dat we dit kunnen?’ vroeg hij zachtjes.
Ik keek hem aan en voelde voor het eerst sinds lange tijd hoop.
‘Alleen als we samen kiezen voor elkaar.’
Nu, jaren later, kijk ik terug op die periode als de donkerste én meest leerzame tijd van mijn leven. Soms vraag ik me nog steeds af: Had ik eerder moeten ingrijpen? Of is liefde altijd een kwestie van loslaten én vasthouden tegelijk?
Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen jezelf en iemand van wie je houdt? Is er altijd een middenweg?