Schaamte op mijn dertigste: Waarom mag ik niet liefhebben van mijn moeder?
‘Marieke, je weet toch dat Bas niet goed voor je is?’ De stem van mijn moeder klinkt scherp door de keuken, terwijl ze met een klap de vaatwasser dichtduwt. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik ben dertig jaar oud, maar op dit moment voel ik me weer zestien.
‘Mam, hou op. Je kent hem niet eens echt,’ probeer ik zachtjes, maar mijn stem trilt. Mijn vader zit aan tafel, verdiept in zijn krant, maar ik zie zijn wenkbrauwen samenknijpen. Hij zegt niets. Zoals altijd.
Het is een regenachtige dinsdagavond in Utrecht. Ik woon nog steeds thuis, niet omdat ik het wil, maar omdat het leven duur is en mijn contract bij de bibliotheek vorig jaar niet werd verlengd. Bas is het lichtpuntje in mijn leven. Maar sinds mijn moeder weet dat we samen zijn, is er geen dag voorbijgegaan zonder ruzie.
‘Hij heeft geen vaste baan, Marieke. En hij komt uit een gescheiden gezin. Dat soort mensen brengen alleen maar ellende,’ sist ze. Haar woorden snijden dieper dan ik wil toegeven.
Ik slik. ‘Mam, ik hou van hem.’
Ze draait zich naar me om, haar ogen fel. ‘Je weet niet wat liefde is. Je denkt dat je gelukkig bent, maar straks zit jij hier ook alleen met een kind en een man die wegloopt.’
Mijn vader schuift ongemakkelijk op zijn stoel. ‘Laat haar toch, Ans,’ mompelt hij, maar zijn stem is zwak.
Ik storm naar boven, naar mijn kamer die nog steeds vol hangt met posters uit mijn studententijd. Ik voel me gevangen tussen de muren van dit huis en de verwachtingen van mijn ouders. Mijn telefoon trilt: een berichtje van Bas.
‘Hoe was het vandaag?’
Ik twijfel even voordat ik antwoord. ‘Hetzelfde als altijd. Ze begrijpt het niet.’
Hij stuurt een hartje terug. Soms vraag ik me af of het genoeg is – liefde tegen de stroom in.
’s Nachts lig ik wakker. De regen tikt tegen het raam. Ik denk aan de keren dat ik probeerde uit te leggen aan mijn moeder dat Bas mij gelukkig maakt. Hoe ze dan haar hoofd schudde en zei: ‘Jij weet niet wat goed voor je is.’
Op zaterdagmiddag komt Bas me ophalen voor een wandeling in het Griftpark. Mijn moeder kijkt hem nauwelijks aan als hij binnenkomt. ‘We zijn om zes uur terug,’ zeg ik snel.
Buiten ademt de stad vrijheid. Bas pakt mijn hand vast.
‘Waarom kom je niet gewoon bij mij wonen?’ vraagt hij ineens. Zijn ogen zoeken de mijne.
‘Omdat…’ Ik weet het antwoord niet eens precies. Omdat ik bang ben? Omdat ik niet weet wie ik ben zonder hun goedkeuring?
‘Je moeder houdt je klein, Marieke,’ zegt Bas zachtjes. ‘Je verdient beter.’
Ik knik, maar het voelt als verraad.
Die avond barst de bom. Mijn moeder staat in de deuropening van mijn kamer terwijl ik mijn jas ophang.
‘Je denkt zeker dat je alles beter weet? Dat je volwassen bent?’ Haar stem trilt van woede en verdriet.
‘Ik probeer gewoon gelukkig te zijn, mam,’ fluister ik.
Ze snuift. ‘Jij denkt alleen aan jezelf! Je vader en ik hebben alles voor je gedaan, en nu laat je ons zitten voor zo’n… zo’n jongen die niets te bieden heeft!’
Mijn vader komt achter haar staan, zijn gezicht bleek.
‘Misschien moeten we haar laten gaan, Ans,’ zegt hij zachtjes.
Mijn moeder draait zich om naar hem, haar ogen vol tranen. ‘En straks? Straks komt ze huilend terug! Dan mag zij het zelf oplossen!’
Ik voel hoe mijn keel dichtknijpt. ‘Misschien moet ik inderdaad weggaan,’ zeg ik schor.
Die nacht pak ik mijn koffer. Mijn handen trillen terwijl ik truien opvouw en foto’s in een doos stop. Mijn moeder huilt in de woonkamer; haar snikken echoot door het huis.
Bas haalt me op in zijn oude Volvo. We rijden zwijgend door de lege straten van Utrecht. Mijn hoofd bonkt van de spanning; mijn hart voelt leeg en vol tegelijk.
In zijn kleine appartement aan de Amsterdamsestraatweg zet hij thee voor me. ‘Je hebt het goed gedaan,’ zegt hij zachtjes.
Maar als ik die nacht in zijn bed lig, voel ik me allesbehalve sterk. Ik mis mijn moeder – haar geur, haar zorg, zelfs haar bemoeienis. Ik vraag me af of ik ooit echt los kan komen van haar verwachtingen.
De weken erna zijn zwaar. Mijn moeder belt niet; mijn vader stuurt soms een kort berichtje: ‘Gaat het?’ Ik antwoord altijd: ‘Ja.’ Maar het voelt als liegen.
Bas doet zijn best om me op te vrolijken, maar soms irriteer ik me aan zijn rommelige gewoontes of zijn onzekere toekomstplannen. Ik vraag me af of mijn moeder gelijk had – of liefde genoeg is als de rest onzeker blijft.
Op een dag sta ik voor de spiegel en zie ik mezelf zoals ik ben: dertig jaar oud, bang en verlangend naar goedkeuring die misschien nooit zal komen.
Ik besluit mijn moeder te bellen.
‘Mam?’
Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn.
‘Marieke…’ Haar stem klinkt gebroken.
‘Ik mis je,’ fluister ik.
Ze snikt zachtjes. ‘Ik wil alleen dat je gelukkig bent.’
‘Dat probeer ik ook, mam. Maar misschien moet je me laten proberen op mijn eigen manier.’
We huilen allebei.
Soms denk ik dat liefde betekent dat je elkaar loslaat – zelfs als dat pijn doet. Maar hoe weet je wanneer je moet vechten voor jezelf en wanneer je moet luisteren naar degenen die van je houden?
Hebben jullie ooit moeten kiezen tussen familie en liefde? Wat zou jij doen als je in mijn schoenen stond?