Tussen Twee Werelden: Overleven met de Prikkende Blikken van Mijn Moeder

‘Waarom heb je de was nog niet opgehangen, Sanne? Het is al bijna vier uur!’

De stem van mijn moeder snijdt door de stilte van onze kleine flat in Amersfoort. Ik schrik op uit mijn gedachten, mijn laptop nog opengeklapt op de keukentafel. Mijn vingers bevriezen boven het toetsenbord. Ik voel de bekende steek van schuld en irritatie tegelijk. ‘Mam, ik ben net klaar met werken. Ik wilde even zitten.’

Ze zucht, haar blik vol onuitgesproken verwijten. ‘Vroeger, toen ik jouw leeftijd had, was alles al gedaan voordat je vader thuiskwam. Je moet leren plannen, Sanne.’

Ik knik zwijgend, maar vanbinnen borrelt het. Sinds haar pensioen is ze overal en nergens. Ze dwaalt door het huis als een geest die niet weet waar ze moet zijn. Haar dagen zijn leeg, haar handen rusteloos. En ik? Ik ben haar project geworden.

Mijn vrienden zeggen dat ik meer voor mezelf moet opkomen. ‘Je bent dertig, San! Je woont nog thuis, maar dat betekent niet dat je je als een kind moet laten behandelen,’ zegt Marieke vaak. Maar Marieke weet niet hoe het is om met een moeder als de mijne te leven. Mijn vader overleed toen ik zestien was; sindsdien zijn we met z’n tweeën. Ik kan haar niet zomaar laten vallen.

‘Sanne, luister je wel?’

‘Ja mam,’ antwoord ik zachtjes. Ik sta op en loop naar de wasmand. De geur van natte kleding mengt zich met die van haar zelfgemaakte erwtensoep die nog op het fornuis pruttelt. Ik hang de was op, terwijl zij in de deuropening blijft staan, haar armen over elkaar.

‘Je moet niet zo laat naar bed gaan,’ zegt ze plotseling. ‘Je ziet er moe uit.’

‘Ik werk fulltime, mam. Het is druk op kantoor.’

Ze haalt haar schouders op. ‘Je zou minder moeten werken. Of een andere baan zoeken. Iets dichterbij huis.’

Ik bijt op mijn lip. Mijn baan bij de gemeente Utrecht is alles voor me; het is mijn enige uitlaatklep, mijn stukje vrijheid. Maar dat begrijpt ze niet.

’s Avonds zit ik in bed met mijn dagboek op schoot. “Waarom voel ik me zo opgesloten?” schrijf ik. “Waarom kan ik niet gewoon zeggen wat ik denk?”

De volgende ochtend begint hetzelfde riedeltje opnieuw. ‘Heb je de boodschappenlijst gemaakt? Vergeet de melk niet! En neem volkorenbrood mee, geen wit brood zoals vorige keer.’

‘Mam, ik ben geen kind meer,’ zeg ik zachtjes.

Ze kijkt me aan alsof ik haar heb geslagen. ‘Dat weet ik toch wel… Maar je woont hier nog steeds, Sanne.’

Die woorden blijven hangen. Alsof mijn volwassenheid pas telt als ik verhuisd ben. Maar waarheen? De huizenmarkt is krankzinnig; met mijn salaris kan ik geen appartement betalen in deze stad.

Op een regenachtige zaterdagmiddag barst de bom. Ik kom thuis na een wandeling met Marieke en vind mijn moeder huilend aan de keukentafel.

‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik voorzichtig.

Ze snikt: ‘Ik voel me zo alleen sinds je vader er niet meer is. Jij bent altijd weg, altijd druk…’

Mijn hart breekt en tegelijkertijd voel ik woede opkomen. ‘Mam, ik probeer ook maar wat! Ik kan niet alles voor je zijn!’

Ze kijkt me aan met rode ogen. ‘Misschien moet je dan maar verhuizen, als je zo ongelukkig bent.’

De stilte die volgt is ondraaglijk.

Die avond lig ik wakker in bed. De regen tikt tegen het raam; in huis heerst een ijzige stilte. Mijn gedachten razen: Ben ik egoïstisch? Of is zij dat? Waarom voelt het alsof ik altijd tekortschiet?

De dagen daarna vermijden we elkaar zoveel mogelijk. De sfeer is gespannen; elk woord kan een nieuwe ruzie ontketenen. Op een avond hoor ik haar zachtjes praten aan de telefoon met tante Els: ‘Ze begrijpt me niet meer…’

Ik voel me schuldig en boos tegelijk.

Op een zondagmiddag besluit ik het gesprek aan te gaan.

‘Mam, we moeten praten.’

Ze kijkt op van haar breiwerkje, haar ogen voorzichtig hoopvol.

‘Ik hou van je,’ begin ik, ‘maar dit werkt niet meer zo. We maken elkaar gek.’

Ze knikt langzaam. ‘Ik weet het… Maar ik weet niet hoe het anders moet.’

We praten urenlang, over vroeger, over nu, over wat we missen en waar we bang voor zijn. Ze vertelt hoe leeg haar dagen zijn zonder werk en zonder papa. Ik vertel hoe verstikkend haar bemoeienis soms voelt.

Langzaam ontstaat er begrip.

We spreken af dat ik vaker avonden voor mezelf neem en dat zij vrijwilligerswerk gaat zoeken om haar dagen te vullen.

Het is geen wondermiddel; sommige dagen zijn nog steeds zwaar. Maar er is ruimte gekomen voor adem, voor zachtheid.

Soms vraag ik me af: hoeveel van mezelf heb ik opgegeven om haar gelukkig te houden? En hoeveel mag je eigenlijk verwachten van een dochter? Misschien weten jullie het antwoord…