Verloren in de Stilte van Mijn Huwelijk

‘Bas, luister je eigenlijk wel?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het te verbergen. Hij zit aan de keukentafel, zijn blik gefixeerd op het scherm van zijn telefoon. De regen tikt tegen het raam, het is zo’n typische grijze dinsdagavond in Utrecht. Ik voel de spanning in mijn schouders, alsof ik elk moment kan breken.

‘Ja hoor,’ mompelt hij zonder op te kijken. ‘Je zei iets over boodschappen, toch?’

Ik zucht. ‘Nee, Bas. Ik vroeg of je morgen met mij mee wilt naar het gesprek op school van Lotte. Het is belangrijk voor haar.’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik heb het druk op werk, Marloes. Kun je niet gewoon zelf gaan?’

Het is niet de eerste keer dat hij zich zo terugtrekt. Vroeger was hij anders. Toen we elkaar leerden kennen op een feestje van een gezamenlijke vriend, was hij charmant, grappig, vol plannen. We fietsten samen door de stad, dronken koffie bij de Neude, droomden over reizen en kinderen. Maar ergens onderweg is er iets veranderd. Of misschien ben ik veranderd.

Mijn moeder zei altijd: ‘Je moet niet alles willen oplossen, Marloes.’ Maar wat als niemand anders het doet? Wat als je de enige bent die nog probeert?

De stilte tussen Bas en mij wordt elke dag dikker. We praten over praktische dingen: wie haalt Lotte van hockey, wie doet de boodschappen, wie belt de loodgieter omdat de kraan weer lekt. Maar over ons? Over wat we voelen? Daar zwijgen we over.

Soms lig ik ’s nachts wakker naast hem. Dan hoor ik zijn rustige ademhaling en vraag ik me af of hij ook wakker ligt, of hij ook voelt dat er iets ontbreekt. Of is hij gewoon tevreden met hoe het nu is?

‘Mam, waarom huil je?’ Lotte’s stem klinkt zacht vanaf de deuropening. Ik veeg snel mijn wangen droog en glimlach flauwtjes naar haar.

‘Het is niks liefje, gewoon een beetje moe.’

Ze knikt, maar haar ogen verraden dat ze me niet gelooft. Ze is pas acht, maar ze voelt alles aan. Soms denk ik dat zij meer begrijpt van onze situatie dan wijzelf.

Op een zaterdagmiddag zitten we met z’n drieën aan tafel. Lotte tekent een regenboog, Bas bladert door de krant en ik probeer een gesprek te beginnen.

‘Bas, zullen we volgende maand een weekendje weg? Even eruit met z’n allen?’

Hij kijkt op, fronst. ‘Is dat wel nodig? Het kost geld en…’

‘We kunnen toch gewoon iets kleins doen? Een huisje op de Veluwe of zo.’

Hij zucht. ‘Ik weet niet of ik daar zin in heb, Marloes.’

Lotte kijkt van mij naar Bas en weer terug. ‘Ik wil wel naar het bos!’ zegt ze enthousiast.

‘Zie je nou wel?’ probeer ik voorzichtig.

Bas haalt zijn schouders op en duikt weer in zijn krant.

’s Avonds bel ik mijn zus Anouk. Zij woont in Groningen en heeft haar leven ogenschijnlijk perfect op orde: leuke baan, lieve vriendin, altijd vrolijk op Instagram.

‘Je klinkt moe,’ zegt ze meteen.

‘Ik weet niet meer wat ik moet doen,’ fluister ik. ‘Het voelt alsof Bas en ik vreemden zijn geworden.’

‘Heb je het hem verteld?’ vraagt ze.

‘Elke keer als ik begin over hoe ik me voel, klapt hij dicht. Of hij zegt dat het aan mij ligt.’

Anouk zucht diep. ‘Misschien moet je eens aan jezelf denken, Loes. Je kunt niet alles blijven dragen.’

Maar hoe doe je dat? Hoe kies je voor jezelf als je gezin op het spel staat?

De weken gaan voorbij in een waas van routine: werken op de basisschool waar ik lesgeef, Lotte naar school brengen, koken, wassen, slapen. Bas werkt steeds vaker over. Soms vraag ik me af of hij echt zo druk is of dat hij gewoon niet thuis wil zijn.

Op een avond komt hij laat thuis. Ik zit op de bank met een glas wijn, Netflix op pauze.

‘Waar was je?’ vraag ik voorzichtig.

‘Werk,’ zegt hij kortaf terwijl hij zijn jas ophangt.

‘Je had toch gezegd dat je om zeven uur thuis zou zijn?’

Hij kijkt me aan met die vermoeide blik die ik zo goed ken. ‘Marloes, kun je me alsjeblieft gewoon even laten? Ik ben kapot.’

Ik knik en slik mijn woorden in. Maar vanbinnen schreeuwt alles in mij om aandacht, om liefde, om bevestiging dat ik er nog toe doe.

De volgende dag besluit ik te gaan wandelen in Amelisweerd. De bomen zijn kaal, de lucht zwaar van vocht. Ik voel hoe de stilte om me heen minder drukkend is dan thuis.

Mijn gedachten razen: Was dit het nou? Is dit hoe mijn leven eruitziet? Waar ben ik gebleven?

Plotseling trilt mijn telefoon. Een berichtje van Anouk: ‘Denk aan jezelf vandaag. Je verdient geluk.’

Ik staar naar haar woorden en voel tranen prikken achter mijn ogen.

Thuisgekomen tref ik Bas aan tafel met Lotte. Ze lachen samen om iets wat ze tekenen. Heel even lijkt alles normaal.

‘Hoe was je wandeling?’ vraagt Bas zonder op te kijken.

‘Fijn,’ zeg ik zacht.

Die avond besluit ik dat er iets moet veranderen. Ik schrijf een brief aan Bas – omdat praten niet lukt – waarin ik alles opschrijf wat ik voel: mijn eenzaamheid, mijn verlangen naar verbinding, mijn angst om hem kwijt te raken maar ook mezelf te verliezen.

Ik leg de brief op zijn kussen en ga vroeg naar bed.

De volgende ochtend vind ik hem in de keuken met rode ogen.

‘Marloes…’ begint hij aarzelend. ‘Ik wist niet dat je je zo voelde.’

Voor het eerst in maanden praten we echt met elkaar. Over onze angsten, onze teleurstellingen, onze dromen die ergens onderweg verloren zijn gegaan tussen werkstress en ouderlijke verantwoordelijkheden.

Het gesprek is pijnlijk eerlijk en rauw. We huilen allebei. We weten niet of we samen verder kunnen zoals het nu gaat, maar we besluiten hulp te zoeken – relatietherapie misschien – voor onszelf én voor Lotte.

De weg vooruit is onzeker en eng. Maar voor het eerst voel ik hoop tussen alle pijn door.

’s Avonds kijk ik naar Bas terwijl hij Lotte voorleest. Zijn stem klinkt zachter dan anders, bijna breekbaar.

Misschien is dit het begin van iets nieuws – of het einde van wat ooit was. Maar wat als je jezelf pas vindt als je alles dreigt te verliezen?

Hebben jullie ooit het gevoel gehad dat je jezelf kwijtraakt in een relatie? Wat zou jij doen als je moest kiezen tussen jezelf en je gezin?