Mamo, als je niet kalmeert, ga ik voor altijd weg. Het verhaal van Wanda en haar dochter.

‘Mamo, als je niet kalmeert, ga ik voor altijd weg.’

Die woorden galmden nog na in de woonkamer, terwijl Marta met trillende handen haar jas van de kapstok griste. Ik stond daar, midden in de chaos van slingers en half opgegeten taart, en voelde hoe mijn hart in mijn borst bonsde. Het was mijn verjaardag. Mijn zestigste. Een dag die vrolijk had moeten zijn, vol gelach en herinneringen. Maar nu stond ik tegenover mijn dochter, haar ogen rood van woede en verdriet.

‘Marta, wacht alsjeblieft,’ fluisterde ik, maar ze schudde haar hoofd. ‘Nee mam. Altijd hetzelfde. Je luistert nooit. Je denkt altijd dat jij het beter weet.’

De stilte die volgde was ondraaglijk. Mijn zus Anja zat verstijfd aan tafel, haar vork nog in de lucht. Mijn kleinzoon Daan keek met grote ogen van zijn moeder naar mij. Zelfs de hond, Bram, leek te voelen dat er iets onherstelbaars was gebeurd.

Hoe was het zover gekomen? Ik probeerde me te herinneren waar het misging. Misschien bij het uitspreken van die ene opmerking over Marta’s werk – dat ze misschien toch eens moest nadenken over een vaste baan in plaats van freelancen. Of was het toen ik vroeg waarom ze Daan niet vaker bij mij bracht? Alles wat ik zei leek haar te irriteren vandaag.

‘Je hoeft niet altijd alles te controleren, mam,’ had ze gesnauwd toen ik vroeg of ze wel genoeg gegeten had. ‘Ik ben geen kind meer.’

Maar voor mij bleef ze altijd mijn kleine meisje. De baby die ik in mijn armen wiegde tijdens slapeloze nachten in ons huisje in Utrecht. De puber die haar eerste liefdesverdriet bij mij uithuilde. De jonge vrouw die haar koffers pakte om te gaan studeren in Amsterdam, terwijl ik haar met tranen in mijn ogen uitzwaaide.

‘Waarom doe je zo?’ vroeg ik zachtjes, bijna smekend.

‘Omdat jij nooit verandert!’ riep ze uit. ‘Je wilt altijd alles bepalen! Zelfs vandaag, op je verjaardag, moet het gaan zoals jij het wilt.’

Ik voelde hoe de tranen prikten achter mijn ogen. Was dat waar? Was ik echt zo’n controlfreak geworden? Ik dacht aan de afgelopen jaren: hoe ik me bemoeide met haar keuzes, haar partners, haar opvoeding van Daan. Ik wilde alleen maar helpen… toch?

‘Marta…’

Ze draaide zich om, haar gezicht verstard van pijn. ‘Ik meen het mam. Als je niet verandert, als je niet leert loslaten… dan weet ik niet of ik dit nog kan.’

En toen was ze weg. De deur viel dicht met een klap die door merg en been ging.

De kamer voelde ineens ijskoud aan. Anja legde voorzichtig haar hand op mijn arm. ‘Wanda… misschien heeft ze gelijk,’ zei ze zacht.

Ik keek haar aan, verslagen. ‘Ben ik echt zo erg?’

Anja haalde haar schouders op. ‘Je bedoelt het goed. Maar soms… soms moet je haar laten ademen.’

Die nacht lag ik wakker in bed, luisterend naar het tikken van de regen tegen het raam. Mijn gedachten tolden rond: herinneringen aan vroeger, aan hoe Marta en ik samen fietsten langs de grachten, hoe we samen pannenkoeken bakten op zondagmorgen. Wanneer was de afstand tussen ons zo groot geworden?

De volgende ochtend stond ik op met een zwaar gevoel in mijn borst. Ik wilde Marta bellen, haar zeggen dat het me speet – maar iets hield me tegen. Trots? Angst? Misschien allebei.

Dagen gingen voorbij zonder bericht van haar kant. Daan werd door zijn vader opgehaald; zelfs hij keek me met een mengeling van verdriet en verwarring aan toen hij vertrok.

Op een woensdagmiddag stond ik in de supermarkt toen ik ineens Marta’s stem hoorde achter me: ‘Mam?’

Mijn hart sloeg over. Ik draaide me om en daar stond ze – bleekjes, met wallen onder haar ogen.

‘Kunnen we praten?’ vroeg ze zacht.

We gingen zitten op een bankje buiten, onder een grijze Hollandse lucht.

‘Ik wil niet dat we zo eindigen,’ begon ze. ‘Maar ik kan niet meer tegen jouw bemoeienis. Ik wil dat je me vertrouwt.’

Ik knikte langzaam. ‘Het spijt me, Marta. Ik weet dat ik te veel wil regelen… Maar ik ben bang om je kwijt te raken.’

Ze zuchtte diep en pakte mijn hand vast. ‘Misschien raak je me juist kwijt als je zo doorgaat.’

We zaten daar een tijdje zwijgend naast elkaar, terwijl de wind door onze haren blies.

‘Weet je nog,’ zei ik uiteindelijk, ‘hoe we vroeger samen naar de markt gingen? Hoe jij altijd per se stroopwafels wilde kopen?’

Er verscheen een kleine glimlach op haar gezicht. ‘Ja… En jij probeerde altijd af te dingen bij die oude meneer.’

We lachten allebei – voorzichtig eerst, daarna steeds harder.

‘Misschien moeten we opnieuw beginnen,’ stelde ik voor.

Marta knikte langzaam. ‘Maar dan wel op mijn voorwaarden ook.’

‘Afgesproken,’ zei ik.

Die avond belde ze me op om te vragen of ik Daan wilde ophalen van school de volgende dag. Het was een klein gebaar, maar voor mij voelde het als een overwinning.

Toch bleef er iets knagen. Hoeveel schade had ik al aangericht? Waren er dingen gezegd die nooit meer terug te draaien waren?

Soms kijk ik naar oude foto’s van ons samen en vraag ik me af: wanneer zijn we elkaar kwijtgeraakt? En belangrijker nog: kunnen we elkaar echt weer vinden?

Wat denken jullie – kan liefde alles herstellen wat in woede is gezegd? Of blijven sommige wonden altijd bestaan?