Een Ongetekende Kaart en Oude Wonden
‘Waarom nu? Waarom na al die jaren?’ Mijn vingers trillen als ik de kaart nog eens omdraai. De zon valt door het keukenraam op het witte papier, waarop in sierlijke, licht hellende letters staat: ‘Wens je alles wat je hart verlangt.’ Geen naam. Geen afzender. Maar ik herken het handschrift meteen. Het is het handschrift van Daan.
‘Mam, wie is die kaart van?’ vraagt mijn dochter Lotte, terwijl ze haar rugtas op de grond gooit en een appel uit de fruitschaal pakt. Ik slik. ‘Gewoon, iemand die aan me dacht,’ zeg ik, maar mijn stem klinkt hol. Lotte kijkt me onderzoekend aan, haar blauwe ogen net zo scherp als die van haar vader.
Ik sta op, loop naar het raam en kijk uit over de natte straat van onze wijk in Utrecht. De regen tikt zachtjes tegen het glas. Mijn gedachten dwalen af naar vijftien jaar geleden, toen Daan en ik samen door deze stad zwierven, jong en roekeloos, met dromen die groter waren dan onze portemonnee.
‘Je weet dat hij terug is, hè?’ hoor ik ineens mijn zus Marieke zeggen. Ze staat in de deuropening, haar jas nog aan. ‘Ik zag hem vanochtend bij de bakker. Hij vroeg naar jou.’
Mijn hart slaat over. ‘Wat zei je?’
‘Niets bijzonders. Dat je het goed maakt. Maar hij keek… anders. Alsof hij spijt had.’
Ik voel woede en verlangen tegelijk opborrelen. Daan, die zonder uitleg vertrok toen ik hem het hardst nodig had. Daan, die nooit wist dat Lotte zijn dochter is.
‘Mam? Gaat het wel?’ Lotte’s stem haalt me terug naar het heden. Ik knik, maar mijn hoofd bonkt van de spanning.
Die avond lig ik wakker in bed. De kaart ligt op mijn nachtkastje, als een dreigend geheim. Mijn man Bas draait zich om en slaapt rustig verder. Hij weet niets van Daan, niets van dat ene zomeravontuur voordat wij elkaar leerden kennen.
De volgende ochtend vind ik een berichtje op mijn telefoon: ‘Kunnen we praten? – Daan’
Mijn adem stokt. Hoe heeft hij mijn nummer? Natuurlijk, Marieke. Ze heeft altijd al een zwak voor hem gehad.
Ik twijfel. Wat wil hij? Waarom nu? Ik typ: ‘Waar en wanneer?’
We spreken af in een klein café aan de Oudegracht. Als ik binnenkom, zit hij al te wachten, zijn handen om een kop koffie gevouwen. Zijn haar is grijzer geworden, zijn ogen nog steeds diezelfde warme bruine kleur.
‘Hoi Anna,’ zegt hij zacht.
‘Waarom ben je teruggekomen?’ vraag ik zonder omwegen.
Hij zucht diep. ‘Omdat ik fouten heb gemaakt. Omdat ik je nooit vergeten ben.’
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Je hebt me achtergelaten toen ik zwanger was, Daan.’
Hij kijkt geschrokken op. ‘Zwanger?’
Ik knik langzaam. ‘Lotte is jouw dochter.’
Het is alsof de tijd even stilstaat. Zijn gezicht vertrekt van schrik naar ongeloof en dan naar verdriet.
‘Waarom heb je me dat nooit verteld?’ fluistert hij.
‘Omdat jij weg was! Omdat je niet eens afscheid nam! Ik moest kiezen voor stabiliteit, voor iemand die bleef.’
Hij wrijft over zijn gezicht. ‘Mag ik haar zien?’
Mijn hoofd tolde van emoties. Kan ik dit doen? Kan ik Lotte blootstellen aan deze man die mij ooit zo diep heeft gekwetst?
Thuis wacht Bas op me. Hij ziet meteen dat er iets mis is.
‘Anna, wat is er gebeurd?’
Ik barst in tranen uit en vertel hem alles – over Daan, over de kaart, over Lotte.
Bas zwijgt lang. ‘Dus… Lotte is niet mijn dochter?’
‘Jij bent haar vader in alles wat telt,’ snik ik.
Hij knikt langzaam, maar ik zie de pijn in zijn ogen.
De dagen daarna zijn gespannen thuis. Lotte merkt dat er iets aan de hand is en wordt opstandig.
‘Waarom doen jullie zo raar? Heb ik iets fout gedaan?’ roept ze tijdens het avondeten.
Ik besluit dat ze recht heeft op de waarheid.
Die avond zitten we met z’n drieën aan tafel. Ik vertel haar over Daan, over hoe jong ik was, hoe bang en alleen toen hij verdween.
Lotte luistert stil en zegt dan: ‘Wil ik hem ontmoeten?’
Mijn hart breekt een beetje. ‘Alleen als jij dat wilt.’
Ze knikt vastberaden.
De ontmoeting tussen Daan en Lotte is ongemakkelijk en emotioneel. Ze lijken op elkaar – dezelfde manier van lachen, dezelfde koppige blik.
Na afloop zegt Lotte: ‘Ik weet niet wat ik moet voelen.’
‘Dat hoeft ook niet meteen,’ zeg ik zacht.
De weken daarna zoekt Daan voorzichtig contact met haar. Soms gaat het goed, soms botst het vreselijk. Bas trekt zich steeds meer terug; onze relatie kraakt onder het gewicht van oude geheimen.
Op een avond barst de bom.
‘Waarom heb je mij nooit verteld dat ze niet van mij was?’ schreeuwt Bas in de keuken.
‘Omdat ik bang was je kwijt te raken! Omdat jij degene was die bleef!’ huil ik terug.
Lotte stormt boos naar boven. Marieke belt om te vragen hoe het gaat; ze biedt aan om Lotte een weekend bij haar te laten logeren zodat wij kunnen praten.
Als Bas en ik eindelijk samen aan tafel zitten, zegt hij: ‘Ik hou van jou en van Lotte, maar dit doet pijn.’
‘Ik weet het,’ fluister ik. ‘Maar misschien kunnen we samen opnieuw beginnen? Eerlijk dit keer.’
Langzaam bouwen we aan vertrouwen, maar niets is meer vanzelfsprekend.
Daan blijft in de stad wonen; soms zie ik hem lopen langs de gracht met Lotte naast zich. Soms voel ik spijt, soms opluchting dat alles eindelijk open ligt.
Soms vraag ik me af: Had ik anders moeten kiezen? Of is dit gewoon hoe het leven loopt – met littekens, maar ook met nieuwe kansen?
Wat zouden jullie doen als een oude liefde plotseling weer opduikt en alles op z’n kop zet?