Angst om mijn zoon: Het nalatenschap van mijn man en de familie die uit elkaar valt
‘Je denkt toch niet dat alles van jou is, hè?’ De stem van mijn schoonzus, Marieke, trilt van woede terwijl ze haar handen om haar koffiekop klemt. Ik voel mijn hartslag versnellen. Het is pas drie maanden geleden dat mijn man, Jeroen, plotseling overleed aan een hartaanval. Sindsdien lijkt het alsof de wereld onder mijn voeten is weggeslagen.
‘Het testament is duidelijk, Marieke,’ zeg ik zacht, terwijl ik probeer niet te breken onder haar blik. ‘Jeroen wilde dat alles naar mij en Daan zou gaan.’ Mijn zoon Daan, net acht jaar oud, zit boven te tekenen. Hij weet niet dat beneden zijn toekomst wordt uitgevochten.
Marieke’s ogen schieten vuur. ‘Dat kan wel zijn, maar Jeroen was altijd zo naïef. Hij had nooit moeten denken dat jij alles alleen aankon. Je weet niet eens hoe je met geld om moet gaan!’
Ik slik. Misschien heeft ze gelijk. Mijn hele leven heb ik op Jeroen geleund. Hij regelde de hypotheek, de verzekeringen, zelfs de belastingaangifte. Nu moet ik het allemaal alleen doen, en het voelt alsof ik elk moment kan verdrinken.
Na haar vertrek blijf ik roerloos zitten aan de keukentafel. De stilte in huis is oorverdovend. Ik hoor Daans voetstappen op de trap en veeg snel een traan weg.
‘Mama, waarom was tante Marieke zo boos?’ vraagt hij met grote ogen.
‘Soms zijn mensen verdrietig als ze iemand missen,’ lieg ik half. Hoe leg je een kind uit dat geld mensen verandert? Dat familie ineens vijanden kunnen worden?
’s Nachts lig ik wakker. Mijn gedachten razen. Sinds het nieuws over het testament bekend werd, zijn er rare dingen gebeurd. Mijn auto had ineens een lekke band. Iemand heeft anoniem gebeld met dreigementen: “Je denkt toch niet dat je ermee wegkomt?”
Ik ben bang. Niet alleen voor mezelf, maar vooral voor Daan. Wat als iemand hem iets aandoet om mij te raken? Ik check elke avond drie keer of de voordeur op slot zit.
Mijn ouders proberen me gerust te stellen. ‘Het waait wel over, Lieke,’ zegt mijn moeder terwijl ze haar hand op mijn arm legt. Maar ik zie de zorgen in haar ogen als ze denkt dat ik niet kijk.
De volgende dag krijg ik bezoek van mijn schoonvader, Kees. Hij schuift ongevraagd aan tafel en kijkt me strak aan.
‘Lieke, luister goed,’ begint hij zonder omwegen. ‘Jij denkt misschien dat je alles onder controle hebt, maar je weet niet wat er allemaal speelt in deze familie.’
‘Wat bedoel je?’ vraag ik voorzichtig.
Hij zucht diep. ‘Jeroen had schulden waar jij niets van weet. Grote schulden. En nu jij alles hebt geërfd, komen die op jouw bord terecht.’
Het voelt alsof de grond onder me wegzakt. ‘Schulden? Maar… hij heeft daar nooit iets over gezegd!’
‘Nee, natuurlijk niet,’ snuift Kees. ‘Hij wilde je beschermen. Maar nu moet jij het oplossen.’
De weken daarna word ik geleefd door papierwerk, advocaten en eindeloze telefoontjes met banken. Elke dag lijkt er een nieuwe rekening of aanmaning binnen te komen. Ik voel me machteloos en alleen.
Daan merkt dat ik gespannen ben. Hij wordt stiller, trekt zich terug op zijn kamer en begint in bed te plassen – iets wat hij al jaren niet meer deed.
Op een avond hoor ik hem zachtjes huilen. Ik ga bij hem zitten en strijk door zijn haar.
‘Mama is hier,’ fluister ik. ‘Ik laat je nooit alleen.’
Hij kijkt me aan met betraande ogen. ‘Gaan we ons huis verliezen?’
Mijn keel knijpt dicht. ‘Nee lieverd, dat laat ik niet gebeuren.’ Maar diep vanbinnen weet ik niet of ik die belofte kan waarmaken.
De familie blijft druk uitoefenen. Marieke stuurt dreigende berichten: “We weten waar je woont.” Mijn zwager Bart probeert via een advocaat een deel van de erfenis op te eisen, zogenaamd omdat hij “altijd voor Jeroen heeft gezorgd”.
Op een dag vind ik een envelop in de brievenbus zonder afzender. Binnenin zit een foto van Daan op het schoolplein, met daaronder: “Denk goed na voordat je alles voor jezelf houdt.” Mijn handen trillen als ik de foto bekijk.
Ik ga naar de politie, maar ze zeggen dat ze weinig kunnen doen zolang er geen direct gevaar is. “Blijf alert,” zegt de agent, “en noteer alles wat er gebeurt.”
’s Nachts slaap ik nauwelijks nog. Ik luister naar elk geluid in huis, bang dat iemand zal inbreken of erger.
Op een dag besluit ik dat het zo niet langer kan. Ik neem contact op met een advocaat die gespecialiseerd is in familierecht en nalatenschappen.
‘Je moet sterk blijven,’ zegt ze terwijl ze mijn dossier doorneemt. ‘Laat je niet intimideren door hun dreigementen. Jij hebt recht op deze erfenis – voor jezelf én voor Daan.’
Langzaam begin ik weer adem te halen. Ik leer hoe ik mijn financiën moet beheren, hoe ik schuldeisers kan afbetalen en hoe ik juridische stappen kan zetten tegen familieleden die te ver gaan.
Maar de angst blijft knagen. Wat als ze hun dreigementen waarmaken? Wat als Daan iets overkomt?
Op een dag komt Daan thuis met een blauwe plek op zijn arm.
‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik bezorgd.
Hij kijkt weg. ‘Niks… gevallen op het schoolplein.’
Maar als ik later zijn juf spreek, blijkt dat Bart’s dochter – Daans nichtje – hem heeft geduwd en gezegd dat “zijn moeder alles steelt”.
Ik voel woede opborrelen die ik nauwelijks kan bedwingen.
Ik besluit het gesprek aan te gaan met Bart en Marieke. We spreken af in een café in het centrum van Utrecht.
‘Dit moet stoppen,’ zeg ik zodra we zitten. ‘Jullie dreigementen, het pesten van Daan – het gaat te ver.’
Bart lacht schamper. ‘Misschien moet je gewoon delen wat je gekregen hebt.’
‘Het gaat hier niet om geld,’ zeg ik felder dan ik bedoel. ‘Het gaat om familie! Jullie maken alles kapot wat Jeroen heeft achtergelaten.’
Marieke kijkt weg, haar gezicht vertrokken van spijt of misschien schaamte.
‘We zijn allemaal kapot sinds Jeroen er niet meer is,’ fluistert ze uiteindelijk.
Er valt een stilte waarin alles gezegd lijkt te zijn.
Na die dag wordt het langzaam rustiger. De dreigementen stoppen niet helemaal, maar worden minder intens. Ik blijf alert, maar probeer ook weer te leven – voor Daan.
Op een avond zitten we samen op de bank, Daan tegen me aan gekropen.
‘Mama?’ vraagt hij zachtjes. ‘Gaat het nu beter?’
Ik kijk naar hem en voel tranen prikken achter mijn ogen.
‘Ja lieverd,’ fluister ik, ‘het gaat beter omdat wij samen sterk zijn.’
Soms vraag ik me af: hoeveel kan één mens dragen voordat ze breekt? En wat zou jij doen om je kind te beschermen tegen je eigen familie?