Het testament van oma: een erfenis vol tranen en verwijten

‘Dus jij hebt het allemaal zo gewild, hè?’ De stem van mijn zus Marieke trilt van woede terwijl ze haar koffiekopje hard op tafel zet. De koffie klotst over de rand, een bruine vlek op het witte tafelkleed van onze moeder. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik wil iets zeggen, maar de woorden blijven steken.

‘Marieke, alsjeblieft…’ probeer ik zachtjes, maar ze onderbreekt me meteen.

‘Nee, Iris! Jij wist precies wat je deed. Altijd al het lievelingetje van oma geweest, en nu krijg jij haar appartement in Utrecht. Alsof wij allemaal lucht zijn!’

Mijn moeder, die tot nu toe zwijgend naar buiten heeft gekeken, draait zich om. Haar ogen zijn rood van het huilen. ‘Het is niet eerlijk, Iris. Je weet dat je vader en ik het moeilijk hebben met geld. En nu moet ik toekijken hoe jij straks in dat mooie huis woont, terwijl wij…’

Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen. Sinds het overlijden van oma drie weken geleden is mijn leven veranderd in een nachtmerrie. Ik had nooit verwacht dat haar testament zo’n bom zou leggen onder onze familie.

Oma was altijd mijn toevluchtsoord geweest. Als kind logeerde ik vaak bij haar aan de Oudegracht. Ze leerde me fietsen langs de singels, bakte pannenkoeken als ik verdrietig was, en luisterde naar mijn verhalen zonder oordeel. Maar dat ze mij haar appartement zou nalaten? Ik wist van niets.

De notaris las het testament voor in een benauwde kamer vol familieleden. Mijn neven en nichten, mijn ouders, Marieke – iedereen hield zijn adem in. ‘Het appartement aan de Oudegracht laat ik na aan mijn jongste kleindochter, Iris van Dijk.’

De stilte was oorverdovend. Daarna barstte het los.

‘Waarom zij?’ riep mijn oom Kees. ‘Wat heeft zij gedaan wat wij niet hebben gedaan?’

Mijn moeder huilde zachtjes. Marieke keek me aan alsof ik haar had verraden.

Sindsdien is niets meer hetzelfde. Mijn telefoon staat roodgloeiend van boze appjes en passief-agressieve opmerkingen in de familie-groepsapp. ‘Geniet ervan, Iris,’ stuurt mijn nichtje Sophie. ‘Hopelijk slaap je goed in oma’s bed.’

Ik slaap helemaal niet goed. Elke nacht lig ik wakker en vraag ik me af wat ik moet doen. Het appartement is prachtig – hoge plafonds, uitzicht op de grachten, herinneringen aan oma in elke hoek – maar het voelt als een last.

‘Waarom heb je niet geweigerd?’ vraagt Marieke op een avond als we samen wandelen door het Wilhelminapark. ‘Je had kunnen zeggen dat je het niet wilde.’

‘En dan? Het huis verkopen en het geld verdelen? Dat was niet wat oma wilde.’

‘Misschien wist oma niet wat ze deed,’ snauwt Marieke. ‘Misschien heeft ze zich laten beïnvloeden.’

Ik voel me schuldig, maar ook boos. Waarom kan niemand zien hoeveel pijn dit mij doet? Waarom moet ik kiezen tussen trouw aan oma en loyaliteit aan mijn familie?

Mijn vader belt me op een zondagavond. Zijn stem klinkt moe.

‘Iris, je moeder kan hier niet mee omgaan. Ze voelt zich buitengesloten door haar eigen moeder.’

‘Pap, ik heb hier niet om gevraagd…’

‘Dat weet ik,’ zucht hij. ‘Maar misschien kun je iets doen om het goed te maken.’

Wat dan? Het huis verkopen? Het geld verdelen? Maar dan verlies ik het enige tastbare wat ik nog van oma heb.

Op een dag sta ik in het lege appartement. De zon valt door de glas-in-loodramen op de houten vloer. Ik ruik nog vaag oma’s parfum – lavendel en iets kruidigs. Ik loop naar haar oude stoel bij het raam en ga zitten.

‘Oma, wat moet ik doen?’ fluister ik in het luchtledige.

Mijn gedachten dwalen af naar onze gesprekken over familie, over keuzes maken die anderen misschien niet begrijpen. ‘Je kunt niet iedereen gelukkig maken, meisje,’ zei ze altijd. ‘Maar wees trouw aan jezelf.’

Toch knaagt het schuldgevoel aan me. Mijn moeder belt me nauwelijks nog. Marieke negeert mijn berichten. Op verjaardagen hangt er een ijzige sfeer; iedereen praat over koetjes en kalfjes, maar niemand kijkt me echt aan.

Op een avond staat Marieke onverwacht voor mijn deur. Haar ogen zijn rood en ze heeft een fles wijn bij zich.

‘Mag ik binnenkomen?’ vraagt ze zacht.

We zitten samen op de bank – dezelfde bank waar oma altijd zat te breien.

‘Ik mis haar zo,’ fluistert Marieke.

‘Ik ook,’ zeg ik, en eindelijk rollen de tranen over mijn wangen.

We praten urenlang over vroeger: over logeerpartijtjes bij oma, over haar verhalen over de oorlog, over hoe ze altijd iedereen bij elkaar probeerde te houden.

‘Misschien moeten we elkaar niet verliezen om een huis,’ zegt Marieke uiteindelijk.

Ik knik. ‘Misschien kunnen we samen een manier vinden om haar te herinneren.’

Langzaam keert er iets van rust terug in de familie, maar de pijn blijft sluimeren onder de oppervlakte. Mijn moeder blijft afstandelijk; mijn oom Kees praat nog steeds niet tegen me.

Soms vraag ik me af of deze erfenis een vloek is of een zegen. Had ik het anders moeten doen? Had ik moeten vechten voor harmonie of juist voor mezelf?

Nu zit ik hier, in oma’s stoel aan de Oudegracht, kijkend naar de lichten die weerspiegelen in het water. Ik voel me verscheurd tussen dankbaarheid en verdriet.

Is het mogelijk om gelukkig te zijn met iets dat zoveel pijn heeft veroorzaakt? Of is liefde voor familie altijd sterker dan bezit?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen trouw aan jezelf en vrede in de familie?