Gevangen in Vertrouwen: Marloes’ Weg naar Vrijheid

‘Waarom ben je zo laat, Marloes?’ De stem van Jeroen klinkt scherp door de gang als ik de voordeur zachtjes achter me dichttrek. Mijn handen trillen nog van de kou buiten, maar zijn blik snijdt dieper dan de wind ooit zou kunnen.

‘De trein had vertraging,’ mompel ik, mijn ogen gericht op de vloer. Ik voel zijn argwaan als een jas die ik niet uit kan trekken. ‘Je weet dat ik het niet prettig vind als je zomaar later thuiskomt,’ zegt hij, terwijl hij zijn armen over elkaar slaat. ‘Heb je je salaris bij je?’

Ik knik en haal het envelopje uit mijn tas. Elke maand hetzelfde ritueel: mijn hele loon, netjes gepind en contant opgenomen, geef ik aan hem. In het begin voelde het als een teken van vertrouwen – we zouden samen sparen voor een huis, voor onze toekomst. Maar nu, zeven jaar later, voelt het als een ketting om mijn nek.

‘Goed zo,’ zegt Jeroen, terwijl hij het geld natelt. ‘Je weet dat ik alleen maar wil dat we het goed hebben samen.’

Ik glimlach flauwtjes, maar vanbinnen schreeuwt iets in mij. Wanneer is liefde veranderd in controle? Wanneer ben ik mezelf verloren?

Mijn moeder zei altijd: ‘Marloes, vertrouw op je gevoel.’ Maar wat als je gevoel alleen nog maar angst is? Ik durf haar niet te vertellen hoe het echt gaat. Ze vindt Jeroen aardig, charmant zelfs. Iedereen vindt dat. Niemand ziet hoe hij me langzaam heeft afgebroken.

Op mijn werk bij de bibliotheek ben ik iemand anders. Daar lachen mensen om mijn grapjes, vragen ze naar mijn mening over boeken. Maar zodra ik naar huis fiets door de regenachtige straten van Utrecht, voel ik de spanning weer in mijn schouders kruipen.

‘Je moet niet zo laat werken,’ zei Jeroen laatst nog aan de telefoon. ‘Straks denken ze daar dat je single bent.’

‘Maar Jeroen, het is gewoon een vergadering…’

‘Ik wil niet dat je daar met die mannen rondhangt.’

Het gesprek bleef in mijn hoofd malen. Ik begon afspraken af te zeggen, collega’s te ontwijken. Zelfs mijn beste vriendin Sanne kreeg steeds minder van mij te horen.

Op een avond, toen Jeroen weer eens boos was omdat ik vergeten was melk te kopen, sloeg hij met zijn vuist op tafel. ‘Kun je dan helemaal niks goed doen?’ riep hij. Ik kromp ineen, voelde tranen branden achter mijn ogen.

‘Sorry,’ fluisterde ik.

Hij zuchtte diep en liep weg. Ik bleef achter in de keuken, starend naar het lege pak melk op het aanrecht. Hoe ben ik hier beland?

De dagen werden weken, de weken maanden. Mijn wereld werd steeds kleiner. Jeroen bepaalde wat ik droeg, met wie ik sprak, zelfs wat ik at. Soms droomde ik ervan om gewoon op de trein te stappen en weg te gaan – naar Groningen, of misschien zelfs naar zee. Maar elke keer als ik het probeerde te bedenken, hoorde ik zijn stem in mijn hoofd: ‘Zonder mij kun jij niks.’

Op een dag kwam Sanne onverwacht langs op mijn werk. Ze keek me doordringend aan. ‘Marloes, wat is er met je aan de hand? Je bent zo stil de laatste tijd.’

Ik wilde zeggen dat alles goed was, maar toen brak er iets in mij. De tranen stroomden over mijn wangen en tussen snikken door vertelde ik haar alles – over het geld, de controle, de angst.

Sanne pakte mijn hand vast. ‘Dit is niet normaal, Marloes. Je verdient beter dan dit.’

Die woorden bleven hangen. Die avond keek ik Jeroen aan tijdens het eten en vroeg: ‘Waarom vertrouw je me niet?’

Hij lachte schamper. ‘Jij? Vertrouwen? Je weet niet eens hoe je voor jezelf moet zorgen.’

Ik voelde woede opborrelen – een gevoel dat ik lang niet had gevoeld. ‘Misschien moet je me dan eens laten proberen,’ zei ik zacht.

Zijn ogen werden donker. ‘Dreig je me nu?’

Ik schudde mijn hoofd en stond op van tafel. Mijn hart bonsde in mijn borstkas. Die nacht sliep ik nauwelijks.

De volgende ochtend besloot ik iets te doen wat ik al jaren niet had gedaan: ik belde mijn moeder.

‘Mam,’ zei ik met trillende stem, ‘mag ik even bij jou logeren?’

Ze hoorde meteen dat er iets mis was en zonder vragen zei ze: ‘Natuurlijk lieverd, kom maar.’

Toen Jeroen die avond thuiskwam en zag dat mijn tas gepakt was, werd hij woedend.

‘Waar denk je heen te gaan?’

‘Naar mijn moeder,’ zei ik vastberaden.

Hij gooide zijn handen in de lucht. ‘Je bent gek geworden!’

Misschien was dat wel zo – gek geworden van angst, van controle, van mezelf verliezen.

Bij mijn moeder voelde ik me voor het eerst in jaren veilig. Ze maakte thee en luisterde zonder oordeel naar mijn verhaal.

‘Je hoeft niet terug als je dat niet wilt,’ zei ze zacht.

Maar zo makkelijk was het niet. Jeroen stuurde berichten vol verwijten en smeekbedes. Hij stond zelfs een keer voor het huis van mijn moeder.

‘Marloes, kom terug! Ik beloof dat alles anders wordt!’ riep hij door de brievenbus.

Mijn moeder hield me stevig vast terwijl we samen luisterden naar zijn stem die langzaam wegstierf in de nacht.

De weken daarna waren zwaar. Ik voelde me schuldig tegenover Jeroen – alsof ík degene was die alles kapotmaakte. Maar langzaam begon er iets te veranderen. Ik kreeg weer kleur op mijn wangen, lachte om kleine dingen met mijn moeder en Sanne kwam vaak langs met bloemen en chocola.

Op een dag kreeg ik een brief van Jeroen’s advocaat: hij wilde scheiden en eiste geld terug dat hij ‘in mij geïnvesteerd had’. Mijn handen trilden toen ik het las.

‘Laat hem maar praten,’ zei Sanne fel. ‘Jij hebt hem niets meer te geven.’

Toch voelde het alsof alles wat ik had opgebouwd – hoe klein ook – nu definitief voorbij was.

De scheiding verliep moeizaam; Jeroen probeerde me zwart te maken bij vrienden en familie. Sommige mensen geloofden hem zelfs.

‘Je hebt hem nooit echt gekend,’ zei een oude vriendin tegen me op straat.

Misschien kende ík mezelf ook niet meer.

Maar elke dag werd het iets makkelijker om adem te halen zonder zijn stem in mijn hoofd.

Nu woon ik in een klein appartementje aan de rand van Utrecht. Het is stil zonder Jeroen – soms té stil – maar het is míjn stilte.

Soms kijk ik naar oude foto’s van ons samen en vraag me af: was er ooit liefde? Of was het altijd al angst vermomd als vertrouwen?

Ik weet nog steeds niet zeker of ik ooit helemaal vrij zal zijn van zijn invloed, maar elke dag zet ik een stapje verder weg van wie ik was toen alles begon.

En soms vraag ik me af: hoeveel vrouwen zoals ik lopen er rond in Nederland? Hoeveel mensen geven alles op uit liefde – tot ze zichzelf verliezen?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen zekerheid en vrijheid?