Was ik een slechte moeder toen ik hen vroeg te vertrekken?
“Mam, je overdrijft weer. Het is niet zo erg als jij denkt.”
De woorden van Daan snijden door de stilte als een mes. Buiten raast de wind om het huis, regen slaat tegen de ramen. Ik sta in de keuken, mijn handen trillen terwijl ik de theepot vasthoud. Sophie zit aan tafel, haar armen over elkaar, haar blik strak op het tafelblad gericht. De spanning is om te snijden.
“Daan, ik kan niet meer,” fluister ik, mijn stem breekt. “Jullie zijn hier nu al bijna acht maanden. Het was tijdelijk, dat hadden we afgesproken.”
Hij zucht diep, wrijft met zijn hand door zijn haar. “We zoeken toch al, mam. Maar de huizenmarkt… Je weet hoe het is.”
Ik weet het inderdaad. De huizenmarkt in Utrecht is krankzinnig. Maar wat Daan niet ziet, is hoe ik elke nacht wakker lig van de stress. Hoe mijn hart bonkt als ik hun stemmen hoor opstijgen in een nieuwe ruzie over geld, over werk, over alles wat misgaat in hun leven. Hoe mijn eigen leven langzaam verdwijnt in de schaduw van hun aanwezigheid.
Sophie kijkt op, haar ogen rood van het huilen. “We hebben nergens anders om naartoe te gaan.”
Ik voel me verscheurd. Mijn moederhart wil hen beschermen, maar mijn lichaam protesteert. Sinds ze hier wonen, heb ik last van migraineaanvallen en slapeloze nachten. Mijn huisarts zegt dat ik aan mezelf moet denken, maar hoe doe je dat als je kind voor je staat?
“Misschien moet je gewoon wat flexibeler zijn,” zegt Daan, zijn stem harder nu. “We doen ons best.”
“Jullie best?” Mijn stem klinkt schor. “Ik zie alleen maar ruzies en verwijten. Jullie praten niet eens meer met elkaar!”
Sophie staat abrupt op, haar stoel schuift met een schril geluid naar achteren. “Dit is niet eerlijk! Jij kiest altijd Daan’s kant!”
“Dat is niet waar!” roep ik uit, maar mijn woorden verdwijnen in het geraas van de storm buiten.
De dagen daarna zijn ijzig stil in huis. Daan en Sophie vermijden me, eten op hun kamer, laten hun afwas staan. Ik voel me een indringer in mijn eigen huis. Mijn vriendin Marijke belt: “Je moet grenzen stellen, Els. Je bent geen hotel.”
Maar hoe stel je grenzen aan je eigen kind?
Op een avond, als de regen weer tegen de ramen slaat en de lucht zwaar hangt van onweer, barst ik.
“Ik kan zo niet verder,” zeg ik met trillende stem terwijl we aan tafel zitten. “Jullie moeten iets anders zoeken. Dit werkt niet meer.”
Daan kijkt me aan alsof ik hem een mes in het hart steek. “Dus je zet ons gewoon op straat?”
Sophie begint te huilen. “We hebben niemand anders!”
“Ik kan niet meer,” fluister ik opnieuw. “Mijn gezondheid gaat eraan onderdoor.”
Er volgt een stilte die alles zegt wat woorden niet kunnen uitdrukken.
Die nacht hoor ik hun stemmen op de gang. Zacht, gespannen gefluister. De volgende ochtend zijn ze weg naar hun werk zonder iets te zeggen.
De dagen erna voel ik me leeg en schuldig. Ik ruim hun spullen op die ze laten slingeren: een sjaal van Sophie, een oude trui van Daan die nog naar zijn aftershave ruikt. Ik huil om wat verloren is gegaan – niet alleen mijn rust, maar ook het gevoel dat we ooit een hechte familie waren.
Marijke komt langs met appeltaart. “Je hebt het juiste gedaan,” zegt ze zacht.
Maar elke avond als ik naar bed ga, hoor ik Daan’s stem in mijn hoofd: ‘Dus je zet ons gewoon op straat?’
Een week later krijg ik een berichtje van Daan: ‘We hebben tijdelijk iets gevonden bij vrienden van Sophie.’ Geen groet, geen kusje, alleen dat.
Ik wil antwoorden, maar weet niet wat te zeggen.
De weken worden maanden. Af en toe stuurt Daan een kort berichtje: ‘Alles goed?’ of ‘We zoeken nog steeds.’ Maar het contact blijft oppervlakkig.
Op een dag zie ik Sophie op straat bij de Albert Heijn. Ze kijkt snel weg als ze me ziet.
’s Nachts lig ik wakker en vraag me af: Had ik meer kunnen doen? Was het egoïsme of zelfbehoud? Ben ik een slechte moeder omdat ik voor mezelf koos?
Mijn huisarts zegt dat mijn bloeddruk beter is nu het huis weer stil is. Maar mijn hart voelt zwaarder dan ooit.
Soms staar ik uit het raam naar de regen en vraag ik me af: Is er ooit een goed moment om je kind los te laten? Of blijft er altijd iets knagen – schuld, spijt, liefde?
Wat zouden jullie hebben gedaan? Is er een grens aan moederliefde?