De geur die alles veranderde: Een verhaal over verraad en een nieuw begin
‘Waarom ruik je naar Chanel, Mark?’ Mijn stem trilde, terwijl ik probeerde niet te breken. Het was onze tiende trouwdag, een avond die ik maandenlang had voorbereid. Kaarslicht, zijn favoriete wijn, mijn rode jurk die hij altijd zo mooi vond. Maar Mark kwam pas na elven thuis, zijn haar in de war, zijn ogen onrustig. En die geur – niet de onze, niet van mij.
Hij keek me niet aan. ‘Het is niks, Sanne. Gewoon een collega die te dichtbij stond bij het afscheid.’ Zijn woorden klonken vlak, bijna ingestudeerd. Ik voelde hoe mijn hart bonkte in mijn keel. ‘Een collega?’ herhaalde ik, terwijl ik probeerde te geloven dat het waar kon zijn. Maar diep vanbinnen wist ik het al.
Die nacht lag ik wakker naast hem, starend naar het plafond. Zijn ademhaling was zwaar, alsof hij sliep, maar ik wist dat hij ook wakker was. In het donker hoorde ik mijn eigen gedachten: Hoe lang al? Wie is zij? Wat heb ik gemist?
De volgende ochtend was alles anders. Mark was stil, ontweek mijn blik. Onze dochter Lotte van acht merkte het meteen. ‘Mama, waarom is papa zo stil?’ vroeg ze aan het ontbijt. Ik glimlachte flauwtjes en streek haar haren achter haar oor. ‘Papa is gewoon moe, lieverd.’ Maar Lotte keek me aan met die grote blauwe ogen van haar, ogen die alles zagen.
Ik besloot het uit te zoeken. Terwijl Mark onder de douche stond, pakte ik zijn telefoon. Mijn handen trilden zo erg dat ik bijna zijn pincode vergat – onze trouwdatum. In zijn berichten vond ik haar naam: Iris. Korte zinnen, veel hartjes. ‘Kan niet wachten tot vanavond’, ‘Je ruikt zo lekker’, ‘Mis je nu al’. Mijn maag draaide om.
Toen hij uit de badkamer kwam, stond ik daar met zijn telefoon in mijn hand. ‘Wie is Iris?’ vroeg ik zacht. Hij verstijfde, keek me aan alsof hij me voor het eerst zag. ‘Sanne…’ begon hij, maar ik hief mijn hand op. ‘Niet liegen. Niet nu.’
Hij zakte neer op de rand van het bed en verborg zijn gezicht in zijn handen. ‘Het spijt me,’ fluisterde hij. ‘Het is niet wat je denkt.’
‘Niet wat ik denk?’ Mijn stem sloeg over. ‘Je hebt me verraden! Je hebt ons verraden!’
Lotte stond ineens in de deuropening, haar knuffel tegen zich aangedrukt. ‘Mama? Papa?’
Mark keek op, tranen in zijn ogen. ‘Ga maar naar beneden, Lot,’ zei ik zacht. Ze bleef staan, onzeker.
Die dag voelde als een waas. Mark vertrok naar zijn werk – of naar haar, wie weet – en ik bleef achter met Lotte en een hoofd vol vragen. Mijn moeder belde; ze voelde dat er iets mis was. ‘Sanne, lieverd, wat is er aan de hand?’
Ik barstte in tranen uit en vertelde haar alles. Ze zuchtte diep. ‘Ik heb altijd geweten dat Mark niet goed genoeg voor je was,’ zei ze streng. ‘Je vader was net zo.’
‘Mam, alsjeblieft…’
‘Nee Sanne, luister nou eens! Je moet aan jezelf denken nu. En aan Lotte.’
Maar hoe doe je dat? Hoe begin je opnieuw als alles wat je kende ineens wegvalt?
De dagen daarna leefde ik op de automatische piloot. Lotte naar school brengen, werken op kantoor – niemand merkte iets aan me, behalve mijn collega Noor. Zij trok me op een dag apart bij het koffieapparaat.
‘Gaat het wel?’ vroeg ze zacht.
Ik knikte te snel.
‘Je hoeft niet te doen alsof bij mij,’ zei ze. En toen brak ik opnieuw.
Noor luisterde zonder te oordelen. Ze vertelde over haar eigen scheiding, jaren geleden. ‘Het wordt beter,’ zei ze uiteindelijk. ‘Maar eerst wordt het erger.’
Mark kwam steeds later thuis en sliep uiteindelijk op de logeerkamer. Lotte begon te stotteren en had nachtmerries; ze klampte zich aan mij vast als ik haar naar bed bracht.
Op een avond zat ik met haar op de bank toen ze ineens vroeg: ‘Mama, ga jij ook weg?’
Mijn hart brak opnieuw. ‘Nee lieverd,’ fluisterde ik terwijl ik haar vasthield. ‘Ik blijf altijd bij jou.’
De weken werden maanden. Mark en ik spraken nauwelijks nog met elkaar; als we al praatten ging het alleen over Lotte of praktische dingen – wie haar ophaalde van hockey, wie boodschappen deed.
Op een dag kwam Iris zelf aan de deur. Ze stond daar met rode ogen en trillende handen.
‘Mag ik even met je praten?’ vroeg ze zacht.
Ik wilde nee zeggen, haar wegsturen, maar iets in haar blik hield me tegen.
We zaten zwijgend tegenover elkaar aan de keukentafel.
‘Ik wist niet dat hij nog bij jou woonde,’ begon ze uiteindelijk.
‘Wat bedoel je?’ vroeg ik scherp.
‘Hij zei dat jullie uit elkaar waren… Dat hij alleen voor Lotte bleef slapen.’
Ik lachte bitter.
Ze slikte en keek weg.
‘Het spijt me echt,’ fluisterde ze.
Toen ze weg was, voelde ik me leeg maar ook opgelucht – eindelijk wist ik alles.
Die avond confronteerde ik Mark opnieuw.
‘Waarom loog je tegen haar? Waarom loog je tegen ons allemaal?’
Hij haalde zijn schouders op, verslagen.
‘Ik weet het niet meer,’ zei hij zacht. ‘Ik ben alles kwijt.’
‘Nee,’ zei ik rustig. ‘Jij hebt alles weggegooid.’
De scheiding verliep stroef; Mark vocht om Lotte vaker te zien dan goed voor haar was. Mijn moeder bemoeide zich overal mee – ze vond dat ik harder moest zijn, minder toegeeflijk.
Op een dag barstte ik uit tegen haar: ‘Mam! Dit is mijn leven! Laat me zelf beslissen!’
Ze keek me aan alsof ze me voor het eerst zag en knikte langzaam.
Langzaam vond ik mezelf terug – dankzij Noor, dankzij Lotte en dankzij mezelf.
Op een avond zat ik alleen op de bank met een glas wijn en keek naar oude foto’s van Mark en mij – jong, verliefd, onbezorgd.
Ik huilde om wat verloren was gegaan, maar voelde ook iets nieuws: hoop.
Lotte kwam naast me zitten en legde haar hoofd op mijn schouder.
‘Komt alles goed mama?’ vroeg ze zacht.
Ik kneep in haar hand en glimlachte door mijn tranen heen.
‘Ja lieverd,’ zei ik. ‘Alles komt goed.’
Soms vraag ik me af: hoe weet je wanneer je moet vechten voor liefde – en wanneer je moet loslaten? Hebben jullie dat ooit meegemaakt? Wat zou jij doen als jouw wereld ineens op z’n kop stond?