Ik heb zijn koffers gepakt en hem eruit gezet: Mijn droom van een scheiding maakte mij de slechterik van de familie

‘Dus dit is het dan?’ vroeg Kees, zijn stem trilde terwijl hij naar de koffers keek die ik naast de voordeur had gezet. Mijn handen beefden, maar ik hield mijn rug recht. ‘Ja, Kees. Dit is het.’

Het was een druilerige woensdagavond in maart. De regen tikte tegen het raam, precies zoals mijn hart tegen mijn ribbenkast bonsde. Ik had de hele middag in stilte zijn spullen bij elkaar gezocht: zijn wollen truien, de aftershave die ik altijd zo vreselijk vond ruiken, zijn vergeelde foto’s van vakanties waar ik me amper nog gelukkig op kon herinneren. Alles lag nu in twee grote koffers en een plastic tas van de Jumbo.

‘Marijke, je overdrijft. Dit is een fase, dat weet je toch?’ probeerde hij nog. Maar ik hoorde alleen het ruisen van mijn eigen gedachten: jaren van onuitgesproken teleurstelling, van avonden waarop ik mezelf in slaap huilde omdat hij me niet zag staan. Jaren waarin ik mezelf wijsmaakte dat het normaal was dat liefde verdwijnt, dat je genoegen neemt met minder.

‘Ik ben moe, Kees. Moe van alles proberen, moe van wachten tot jij verandert. Ik wil niet meer,’ zei ik zacht.

Hij keek me aan alsof ik hem een mes in zijn rug stak. ‘En de kinderen dan? Wat ga je hun vertellen?’

‘De waarheid,’ antwoordde ik. ‘Dat hun moeder eindelijk voor zichzelf kiest.’

Hij pakte zijn koffers zonder nog iets te zeggen. De deur viel achter hem dicht met een klap die door merg en been ging.

De stilte die volgde was oorverdovend. Ik stond daar, alleen in de hal, met mijn handen nog trillend aan de deurklink. Het voelde niet als bevrijding – eerder als vallen in een bodemloze put.

De volgende ochtend belde ik onze dochter, Sanne. Ze nam op met haar opgewekte stem, maar die sloeg snel om toen ze hoorde wat er gebeurd was.

‘Mam, wat heb je gedaan? Hoe kun je dit nou maken? Papa is kapot!’

‘Sanne, luister nou eens naar mij. Dit is niet zomaar…’

‘Nee! Jij denkt alleen aan jezelf! Je hebt ons gezin kapotgemaakt!’

De lijn werd verbroken. Mijn keel brandde, mijn ogen prikten. Ik wilde haar vertellen over al die jaren waarin ik mezelf verloor in het zorgen voor anderen, over hoe ik mezelf niet meer herkende in de spiegel. Maar ze wilde het niet horen.

Mijn zoon, Bart, kwam die avond langs. Hij stond in de keuken met zijn armen over elkaar.

‘Mam, waarom nu pas? Waarom heb je nooit iets gezegd?’

‘Omdat ik dacht dat het beter was voor jullie. Dat een compleet gezin belangrijker was dan mijn eigen geluk.’

Hij zuchtte diep. ‘We hadden het liever eerder geweten dan dit toneelstukje jarenlang vol te houden.’

Zijn woorden sneden dieper dan ik had verwacht.

De dagen erna voelde het huis leeg en koud aan. De buren fluisterden als ik langsfietste naar de bakker. Mijn zus Anja belde om te zeggen dat ze het ‘onbegrijpelijk’ vond wat ik had gedaan.

‘Je hebt altijd zo’n mooi gezin gehad, Marijke. Waarom gooi je dat zomaar weg?’

Ik probeerde uit te leggen dat schijn bedriegt, dat geluk niet altijd zichtbaar is aan de buitenkant. Maar niemand leek het te willen begrijpen.

’s Nachts lag ik wakker, luisterend naar het tikken van de klok en het zachte gesnurk van onze oude kat op het voeteneind. Ik dacht terug aan vroeger: aan de eerste jaren met Kees, toen alles nog licht en luchtig leek. Hoe we samen fietsten langs de Maas, hoe hij me liet lachen om zijn flauwe grappen. Maar ergens onderweg waren we elkaar kwijtgeraakt.

Ik herinnerde me de dag dat Sanne werd geboren – hoe Kees haar vasthield alsof ze van glas was, hoe trots hij keek. Maar naarmate de jaren verstreken, veranderde er iets. Hij werd stiller, afstandelijker. Zijn werk slokte hem op en thuis was hij vaak nors en kortaf.

Ik probeerde hem te bereiken: met lieve briefjes in zijn broodtrommel, met zijn favoriete stamppot op tafel als hij thuiskwam uit kantoor. Maar hij zag het niet meer. Of wilde het niet zien.

Op een dag betrapte ik mezelf erop dat ik hoopte dat hij langer op kantoor zou blijven, zodat ik even adem kon halen zonder op eieren te lopen.

Toen Bart uit huis ging en Sanne haar eigen gezin stichtte in Utrecht, bleef ik achter met Kees en een muur van stilzwijgen tussen ons in.

Ik werd ziek – niets ernstigs, maar genoeg om me wekenlang zwak te voelen. Kees vroeg niet één keer hoe het met me ging. Hij zette gewoon zijn kop koffie en verdween achter zijn krant.

Op een avond zat ik alleen aan tafel met een glas wijn en dacht: is dit alles? Is dit wat er overblijft na veertig jaar huwelijk?

Ik begon te wandelen door het dorp, urenlang. Soms kwam ik buurvrouw Els tegen die altijd vroeg hoe het ging – maar nooit echt luisterde naar het antwoord. Soms liep ik langs het huis waar mijn ouders woonden voordat ze overleden; daar voelde ik me weer even kind, veilig en onbezorgd.

Langzaam groeide het besef dat ik recht had op meer dan dit leven vol leegte en routine.

Toen ik eindelijk de knoop doorhakte en Kees vroeg om te vertrekken, voelde ik me schuldig – maar ook opgelucht. Alsof er eindelijk ruimte kwam voor mezelf.

Maar die ruimte werd snel gevuld door verwijten van buitenaf: kinderen die me egoïstisch noemden, familieleden die me meden op verjaardagen, dorpsgenoten die fluisterden dat Marijke zeker ‘een ander’ moest hebben.

Er waren dagen waarop ik spijt had – niet omdat ik Kees had weggestuurd, maar omdat niemand leek te begrijpen waarom.

Op een middag zat ik op een bankje bij de Maas toen een oude vriendin naast me kwam zitten. Ze keek me aan en zei: ‘Je hebt lef gehad, Marijke. Ik wou dat ik dat durfde.’

Voor het eerst voelde ik me niet alleen.

Nu zijn we maanden verder. Kees woont in een flatje aan de rand van het dorp. Sanne praat weer met me – voorzichtig, maar toch – en Bart komt soms langs voor koffie.

Het huis voelt nog steeds leeg, maar ook lichter. Ik leer mezelf opnieuw kennen: wie ben ik zonder Kees? Wat wil ík eigenlijk?

Soms vraag ik me af of geluk altijd ten koste moet gaan van anderen. Of je als moeder wel recht hebt om voor jezelf te kiezen als dat betekent dat je kinderen pijn doet.

Hebben jullie ooit zo’n keuze moeten maken? En hoe leef je verder als iedereen je ziet als de slechterik?