De Prijs van Onbeantwoorde Tijd

‘Waarom ben je altijd zo laat, Lotte? Je weet toch dat we op je rekenen!’ De stem van mijn moeder galmt nog na in de hal, terwijl ik mijn natgeregende jas aan de kapstok hang. Mijn handen trillen. Ik kijk haar aan, haar ogen vol teleurstelling. ‘Sorry mam, het was druk op mijn werk. De trein had vertraging.’

‘Altijd excuses,’ zucht ze. Mijn vader kijkt zwijgend naar zijn krant. Mijn broertje Daan zit met zijn telefoon te spelen, alsof hij zich nergens mee bemoeit. Ik voel me weer dat kleine meisje dat altijd haar best doet, maar nooit genoeg is.

Die avond lig ik in bed, starend naar het plafond. Mijn gedachten razen. Waarom voelt het alsof ik alles geef, maar nooit iets terugkrijg? Op kantoor werk ik overuren, thuis probeer ik iedereen tevreden te houden, en zelfs mijn beste vriendin Sanne lijkt steeds verder weg te drijven.

‘Lotte, heb je zin om vrijdag wat te drinken?’ had Sanne laatst geappt.

‘Sorry, ik moet werken,’ had ik geantwoord. Maar de waarheid was dat ik gewoon te moe was. Te moe van alles geven en niets ontvangen.

Op een koude zaterdagochtend besluit ik het anders te doen. Ik neem de trein naar Utrecht, waar mijn ex-vriend Joris woont. We hebben elkaar maanden niet gesproken sinds onze breuk, maar iets in mij verlangt naar afsluiting.

‘Lotte? Wat doe jij hier?’ Joris opent de deur met een verbaasde blik.

‘Ik… ik moest je gewoon zien. Even praten.’

We zitten aan zijn keukentafel, twee mokken lauwe koffie tussen ons in. ‘Weet je nog hoe we samen droomden van een huisje in de Jordaan?’ vraag ik zacht.

Joris glimlacht weemoedig. ‘Ja. Maar dromen zijn niet altijd genoeg.’

‘Ik heb het gevoel dat ik altijd degene ben die geeft,’ fluister ik. ‘Aan jou, aan mijn familie, aan mijn werk… Maar wie geeft er aan mij?’

Hij kijkt me aan, zijn ogen vol spijt. ‘Misschien moet je leren eerst aan jezelf te geven.’

Terug in de trein staar ik naar mijn spiegelbeeld in het raam. Wie ben ik zonder al die mensen om voor te zorgen? Wat blijft er over als ik stop met geven?

Thuis wacht een nieuwe confrontatie. Mijn moeder staat in de keuken, haar handen diep in het sop.

‘Mam, kunnen we praten?’

Ze draait zich om, haar gezicht vermoeid. ‘Waarover?’

‘Over mij. Over hoe het altijd lijkt alsof ik alles moet oplossen.’

Ze zucht diep. ‘Lotte, jij bent altijd degene geweest die alles regelt. Je vader en ik… We zijn daar misschien te veel op gaan leunen.’

‘Maar wie zorgt er voor mij?’ Mijn stem breekt.

Ze zwijgt even, dan loopt ze naar me toe en slaat haar armen om me heen. ‘Het spijt me, lieverd. Ik heb niet gezien hoe zwaar het voor je was.’

Die avond stuur ik Sanne een bericht: ‘Vrijdag ben ik vrij. Zin om samen te eten?’

Ze antwoordt binnen een minuut: ‘Eindelijk! Ik mis je.’

Langzaam begin ik te beseffen dat ik niet altijd hoef te geven om geliefd te zijn. Dat het oké is om grenzen te stellen.

Maar dan gebeurt er iets onverwachts: Daan komt laat thuis na een feestje en belt me huilend op.

‘Lotte, kun je me ophalen? Ik ben mijn fiets kwijt en… ik voel me zo alleen.’

Ik twijfel even, maar stap dan toch in de auto. Onderweg denk ik aan alles wat ik heb geleerd: dat geven soms pijn doet, maar dat het ook liefde is.

Daan zit trillend op een bankje bij het station. Als hij me ziet, barst hij in tranen uit.

‘Sorry dat ik altijd zo bot doe,’ snikt hij. ‘Ik weet dat je altijd voor ons klaarstaat.’

Ik sla mijn arm om hem heen. ‘We zijn familie. Maar ook jij moet leren geven, Daan.’

Thuisgekomen zitten we nog lang samen op de bank. Voor het eerst voel ik me niet leeg na het geven, maar juist sterker.

De dagen daarna merk ik kleine veranderingen. Mijn moeder vraagt vaker hoe het met míj gaat. Sanne belt spontaan op om samen te lunchen. Op mijn werk durf ik eindelijk ‘nee’ te zeggen tegen overuren.

Toch blijft er een knagend gevoel: hoeveel keer kun je jezelf blijven geven voordat er niets meer over is? En wie ben je als je eindelijk besluit jezelf op de eerste plaats te zetten?

Misschien is dat wel de grootste les van allemaal: dat liefde begint bij jezelf. Maar durven we die stap echt te zetten? Wat denken jullie: wanneer is het genoeg geweest?