“Hij is mijn vader, en hij zal op mijn bruiloft zijn, of je het nu leuk vindt of niet”: Een dochter kiest partij
‘Je weet wat dit voor mij betekent, Sophie. Als je hem uitnodigt, kom ik niet.’
De stem van mijn moeder trilt, haar handen omklemmen haar mok alsof ze die elk moment kan breken. Ik voel mijn hart bonzen in mijn keel. De geur van verse koffie hangt zwaar in de keuken, maar alles smaakt bitter.
‘Mam, hij is mijn vader. Ik kan hem niet buitensluiten op de belangrijkste dag van mijn leven.’ Mijn stem klinkt zachter dan ik wil. Ik wil schreeuwen, maar ik weet dat dat niets oplost.
Ze kijkt me aan, haar ogen nat. ‘Na alles wat hij ons heeft aangedaan? Sophie, hij heeft ons in de steek gelaten. Mij, maar vooral jou. Weet je nog hoe vaak je huilend in slaap viel omdat hij niet kwam opdagen?’
Ik knik. Natuurlijk weet ik dat nog. Elke verjaardag zonder hem, elke schoolmusical waar alleen mama in de zaal zat. Maar ik weet ook hoe het voelde als hij er wél was: zijn grote hand in de mijne, zijn lach die de kamer vulde.
Mijn ouders waren ooit gelukkig, zegt mama. Ze ontmoetten elkaar op een zomerse avond in Utrecht, dansend op een festival aan de Oudegracht. Alles was licht en luchtig tot ik kwam. ‘Het was alsof er een storm over ons huis trok,’ zei mama eens. Papa kon niet omgaan met de slapeloze nachten, de verantwoordelijkheid. Hij trok zich steeds verder terug, tot hij op een dag gewoon niet meer thuiskwam.
Ik was drie toen hij vertrok. Mama bleef achter met mij en haar verdriet. Ze werkte dubbele diensten als verpleegkundige in het Diakonessenhuis om rond te komen. Soms hoorde ik haar huilen als ze dacht dat ik sliep.
Papa zag ik af en toe in het weekend. Eerst elke week, toen om de week, toen soms maanden niet. Hij had een nieuwe vriendin, Marieke, en later nog een dochtertje, Lotte. Ik voelde me altijd een beetje een gast in zijn huis.
Toch bleef ik naar hem verlangen. Als hij me ophaalde in zijn oude Volvo, voelde ik me even speciaal. We gingen naar de Efteling of gewoon naar het park om eendjes te voeren. Maar altijd was er dat knagende gevoel: waarom kon hij niet gewoon blijven?
Toen ik twaalf was, kreeg mama een nieuwe vriend: Henk. Hij was aardig genoeg, maar nooit echt mijn vader. Mama leek gelukkiger met hem, maar tussen ons bleef het stroef. Ik voelde me schuldig als ik blij was bij papa en schuldig als ik mama miste als ik bij hem was.
De jaren verstreken. Op school deed ik het goed, maar thuis bleef het ingewikkeld. Mama en papa spraken elkaar alleen via mail of appjes over praktische zaken: wie haalt Sophie op? Wie betaalt het schoolreisje? Nooit over mij als persoon.
Toen ik twintig werd en studeerde aan de Universiteit Utrecht, ontmoette ik Daan. Hij was alles wat ik hoopte te vinden: lief, grappig, betrouwbaar. Zijn ouders waren nog samen en ontvingen me met open armen. Voor het eerst voelde ik hoe een warm gezin kon zijn.
Toen Daan me ten huwelijk vroeg op een regenachtige avond in Amsterdam – we stonden samen onder één paraplu op de Magere Brug – wist ik meteen dat ik ja zou zeggen. Maar meteen daarna kwam de angst: hoe moest dit met mijn ouders?
De voorbereidingen voor de bruiloft begonnen vrolijk. Mama hielp met het uitzoeken van mijn jurk bij een boetiekje in de binnenstad van Utrecht. Papa bood aan om te helpen met de muziek; hij speelde gitaar en wilde graag iets voor ons spelen tijdens de ceremonie.
Maar toen kwam het moment van de uitnodigingen.
‘Sophie, je weet toch dat ik niet in één ruimte kan zijn met die man?’ zei mama terwijl ze haar handen droogde aan een theedoek.
‘Mam, het is mijn dag,’ fluisterde ik.
‘En wat als hij weer alles verpest? Zoals altijd?’
‘Mensen veranderen,’ probeerde ik voorzichtig.
Ze lachte bitter. ‘Niet jouw vader.’
Ik voelde me verscheurd. Daan probeerde te bemiddelen: ‘Misschien kunnen we ze apart zetten tijdens het diner?’ Maar niets leek goed genoeg voor mama.
Op een avond belde papa me op.
‘Sophie, als je wilt dat ik niet kom… Ik begrijp het hoor. Ik wil je dag niet verpesten.’
Zijn stem klonk klein, bijna kinderlijk.
‘Nee pap,’ zei ik snel. ‘Ik wil dat je er bent.’
‘Weet je het zeker?’
Ik slikte. ‘Ja.’
De weken voor de bruiloft waren gespannen. Mama sprak nauwelijks over het feest; ze was afstandelijker dan ooit. Op een avond vond ik haar huilend in haar slaapkamer.
‘Waarom kies je altijd voor hem?’ snikte ze.
‘Mam… Ik kies niet voor hem tegen jou,’ zei ik zachtjes terwijl ik naast haar ging zitten.
‘Maar zo voelt het wel.’
Ik wist niet wat te zeggen.
De dag van de bruiloft brak aan – een frisse lentedag in mei, met bloesems aan de bomen en zonlicht dat door de ramen viel van het oude stadhuis waar we trouwden.
Papa stond buiten te wachten met zijn gitaar in zijn hand. Hij droeg een net pak – iets wat ik zelden zag – en glimlachte nerveus toen hij me zag.
‘Je bent prachtig,’ fluisterde hij terwijl hij me omhelsde.
Mama kwam later aan, samen met Henk. Haar ogen waren rood van het huilen, maar ze glimlachte dapper toen ze me zag.
Tijdens de ceremonie zat mama links vooraan, papa rechtsachterin met Marieke en Lotte naast zich. Toen papa begon te spelen – een liedje dat hij vroeger altijd voor mij zong – zag ik mama’s handen trillen op haar schoot.
Na afloop kwam ze naar me toe.
‘Je hebt je keuze gemaakt,’ zei ze zachtjes.
‘Mam…’
Ze schudde haar hoofd en liep weg.
Die avond danste ik met Daan onder de sterren, maar mijn hart was zwaar. Ik had altijd gehoopt dat deze dag ons dichter bij elkaar zou brengen – dat we eindelijk weer één gezin konden zijn, al was het maar voor even.
Nu vraag ik me af: kun je ooit echt kiezen tussen de mensen die je het meest liefhebt? Of verlies je altijd iets als je probeert iedereen gelukkig te maken?