Tussen Twee Vuren: Mijn Verloren Moederliefde
‘Waarom bel je haar niet gewoon, Sanne?’ Daan’s stem klinkt zacht, maar ik hoor de irritatie die hij probeert te verbergen. Zijn hand rust even op mijn schouder, maar ik trek me terug. ‘Omdat ik het niet kan, Daan. Ik kan het gewoon niet.’ Mijn stem breekt. Ik staar naar het scherm van mijn telefoon, waar haar naam bovenaan staat in mijn recente oproepen. Drie maanden. Drie maanden stilte tussen mij en mijn moeder, Marijke.
Het begon allemaal op die regenachtige zondag in maart. Mijn moeder stond onverwacht voor de deur, haar jas doorweekt, haar ogen fel als altijd. ‘Je had wel even kunnen bellen dat je niet kwam,’ beet ze me toe nog voordat ze goed en wel binnen was. Daan keek me vragend aan, maar ik wist dat dit weer zo’n middag zou worden. Mijn moeder en ik – altijd op gespannen voet, altijd tussen liefde en verwijt.
‘Mam, ik had het druk met de kinderen. Je weet hoe het gaat,’ probeerde ik voorzichtig. Maar ze hoorde me niet. Of wilde me niet horen. ‘Altijd die smoesjes, Sanne. Je denkt alleen aan jezelf sinds je met Daan bent getrouwd.’ Haar woorden sneden dieper dan ze ooit zou vermoeden.
Die middag escaleerde alles. Mijn zusje, Lotte, belde precies op het verkeerde moment. ‘Mam, kun je alsjeblieft ophouden?’ vroeg ik, terwijl ik probeerde de kinderen rustig te houden. Maar mijn moeder werd alleen maar bozer. ‘Jij hebt geen respect meer voor mij! Vroeger was je anders.’
Na haar vertrek bleef er een leegte achter in huis. Daan sloeg zijn arm om me heen, maar ik voelde me alleen. De dagen daarna probeerde ik haar te bellen, maar ze nam niet op. En toen hield ik er ook mee op.
Nu zijn we drie maanden verder. Daan blijft aandringen: ‘Ze is je moeder, Sanne. Je hebt er maar één.’ Maar hij begrijpt het niet. Hij heeft een moeder die hem steunt, die hem nooit veroordeelt. Mijn moeder is anders – hard, kritisch, altijd teleurgesteld.
Op een avond zit ik met Lotte op het terras van een café in Utrecht. Ze kijkt me aan met diezelfde blauwe ogen als mama. ‘Je weet dat ze je mist, hè?’ zegt ze zacht. Ik haal mijn schouders op. ‘Ze heeft een rare manier om dat te laten merken.’
Lotte zucht. ‘Ze weet gewoon niet hoe ze moet praten over haar gevoelens. Net als jij.’
Die woorden blijven hangen als een echo in mijn hoofd. Net als jij.
De dagen worden weken. Ik probeer me te focussen op mijn werk als verpleegkundige in het ziekenhuis, maar zelfs daar achtervolgt het me. Een oudere patiënte pakt mijn hand vast en zegt: ‘Je moet je moeder vergeven voordat het te laat is.’ Ik glimlach flauwtjes en knik, maar van binnen schreeuw ik.
Op een avond hoor ik Daan beneden bellen. Zijn stem klinkt gespannen: ‘Nee, ze wil nog niet praten… Ja, ik weet het…’ Ik sluip de trap af en hoor hem zeggen: ‘Ze mist je ook, Marijke.’
Woede welt in me op – waarom bemoeit hij zich ermee? Maar tegelijk voel ik een steek van verdriet. Ze mist me ook.
De volgende dag ligt er een brief op de mat. Het handschrift herken ik meteen: mama’s sierlijke krullen.
‘Lieve Sanne,
Ik weet niet hoe ik dit moet zeggen zonder dat het verkeerd overkomt. Ik mis je. Het spijt me dat ik zo hard was laatst. Soms weet ik niet hoe ik moet omgaan met alles wat er tussen ons staat. Je bent en blijft mijn dochter.
Liefs,
Mama’
Ik lees de brief drie keer voordat de tranen komen. Daan vindt me huilend aan de keukentafel.
‘Misschien moet je haar nu bellen,’ zegt hij zacht.
Mijn vingers trillen als ik haar nummer intoets. De telefoon gaat over – één keer, twee keer…
‘Hallo?’ Haar stem klinkt breekbaar.
‘Mam…’ Mijn stem hapert.
Er valt een stilte waarin alles gezegd lijkt te worden wat we nooit hebben uitgesproken.
‘Sanne…’
En dan breek ik.
‘Het spijt me ook, mam,’ snik ik.
We praten lang die avond – over vroeger, over nu, over alles wat pijn deed en nog steeds doet. Ze vertelt over haar eigen moeder, hoe moeilijk zij was, hoe ze nooit geleerd heeft haar gevoelens te uiten.
‘Ik wil het anders doen met jou,’ zegt ze zacht.
En voor het eerst geloof ik haar.
Als ik die nacht naast Daan in bed lig, voel ik een last van mijn schouders vallen. Maar ergens diep vanbinnen blijft de vraag knagen: hoe vaak moeten we elkaar pijn doen voordat we leren elkaar echt te begrijpen?
Hebben jullie ooit zo’n breuk gehad met iemand van wie je houdt? Hoe vind je de moed om weer contact te zoeken?