Tussen Mijn Moeder en Mijn Vrouw: Een Onmogelijke Keuze
‘Waarom luister je nooit naar mij, Daan? Je weet dat Sára niet goed voor je is.’ De stem van mijn moeder snijdt door de stilte van onze kleine woonkamer in Utrecht. Ik staar naar het kopje thee in mijn handen, de geur van jasmijn vermengt zich met de bittere smaak van schuld. Sára zit naast me, haar vingers verkrampt om de armleuning van de bank. Haar ogen zoeken de mijne, smekend om steun, maar ik durf haar niet aan te kijken.
‘Mam, alsjeblieft…’ Mijn stem klinkt zwak, zelfs voor mijn eigen oren. ‘Sára is mijn vrouw. Ik hou van haar.’
Mijn moeder schudt haar hoofd, haar mond een dunne lijn. ‘Liefde is niet genoeg, jongen. Je vergeet waar je vandaan komt. Je vader zou zich omdraaien in zijn graf als hij dit zag.’
Die woorden raken me harder dan ik wil toegeven. Mijn vader, die vijf jaar geleden overleed aan een hartaanval, was altijd de lijm in ons gezin. Sinds zijn dood is mijn moeder veranderd; haar liefde verstikkend, haar verwachtingen ondraaglijk.
Sára staat op. ‘Ik ga even naar boven,’ zegt ze zacht. Ze loopt langs mijn moeder zonder haar aan te kijken. De spanning blijft als een koude mist in de kamer hangen.
‘Zie je wel?’ Mijn moeder’s stem is nu zachter, bijna triest. ‘Ze respecteert me niet eens.’
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Alles wat ik probeer klinkt als verraad aan één van hen. Ik voel me verscheurd, alsof ik op een dun touw balanceer boven een afgrond.
’s Nachts lig ik wakker naast Sára. Haar rug naar mij toe, haar ademhaling onregelmatig. Ik weet dat ze huilt, maar ze wil niet dat ik het zie. Ik wil haar vasthouden, zeggen dat alles goedkomt, maar ik weet dat dat een leugen zou zijn.
De volgende ochtend vind ik Sára in de keuken, starend naar het aanrecht. ‘Daan,’ zegt ze zonder om te kijken, ‘ik kan dit niet meer.’
‘Wat bedoel je?’ Mijn stem trilt.
Ze draait zich om, haar ogen rood van het huilen. ‘Je moeder haat me. En jij… jij kiest nooit voor mij. Altijd probeer je het goed te doen voor haar. Maar wat met ons? Wanneer kies je voor ons?’
Ik voel een steek van schaamte en angst. ‘Sára, ik probeer—’
‘Nee,’ onderbreekt ze me, ‘je probeert niet genoeg.’
Ik weet dat ze gelijk heeft. Maar hoe kan ik kiezen tussen de vrouw die me het leven gaf en de vrouw met wie ik mijn leven wil delen?
Op zondagmiddag zitten we bij mijn moeder aan tafel voor het traditionele familiediner. De geur van stamppot vult het huis, maar niemand zegt iets. Mijn moeder schept op voor Sára, maar haar blik is kil.
‘Je werkt toch nog steeds maar parttime?’ vraagt ze plotseling aan Sára.
Sára knikt voorzichtig. ‘Ja, bij de bibliotheek.’
‘En wanneer denk je eens aan kinderen? Je bent al dertig.’
Sára slikt zichtbaar. Ik zie haar handen onder tafel beven.
‘Mam, hou op,’ zeg ik zacht.
‘Ik wil alleen maar het beste voor jullie,’ zegt mijn moeder defensief.
Na het eten loopt Sára direct naar buiten. Ik volg haar naar het parkje om de hoek. Ze zit op een bankje, haar gezicht in haar handen.
‘Daan,’ snikt ze, ‘ik voel me zo alleen hier.’
Ik ga naast haar zitten en pak haar hand vast. ‘Het spijt me zo…’
Ze kijkt me aan, haar blik doordringend. ‘Als je niet voor mij kiest, ben ik weg.’
Die nacht droom ik van mijn vader. Hij zit aan de keukentafel, zijn handen gevouwen zoals altijd als hij nadacht.
‘Daan,’ zegt hij, ‘je moet je eigen weg kiezen. Je bent geen kind meer.’
Ik word zwetend wakker. Sára ligt naast me, maar de afstand tussen ons voelt onoverbrugbaar.
De dagen daarna probeer ik met mijn moeder te praten. Elke keer eindigt het in ruzie of tranen.
‘Waarom doe je zo?’ vraag ik haar op een avond terwijl we samen koffie drinken.
Ze kijkt me aan met vochtige ogen. ‘Omdat ik bang ben je kwijt te raken. Sinds papa er niet meer is… jij bent alles wat ik nog heb.’
Voor het eerst zie ik de angst achter haar harde woorden.
‘Mam,’ zeg ik zacht, ‘ik ben er altijd voor je. Maar Sára ook.’
Ze schudt haar hoofd. ‘Jij snapt het niet.’
Op een dag komt Sára thuis met koffers in haar hand.
‘Wat doe je?’ vraag ik paniekerig.
‘Ik ga naar mijn zus in Groningen,’ zegt ze zacht. ‘Tot jij weet wat je wilt.’
De stilte die volgt is ondraaglijk. Ik wil haar tegenhouden, maar mijn benen voelen als lood.
De dagen zonder Sára zijn leeg en koud. Mijn moeder belt elke dag, vraagt of ik kom eten, maar ik heb geen honger meer.
Op een avond sta ik voor de spiegel en zie een man die zichzelf niet meer herkent.
Ik pak mijn jas en fiets naar het huis van mijn moeder.
‘Mam,’ zeg ik zodra ze opendoet, ‘ik moet met je praten.’
We zitten aan tafel, net als vroeger.
‘Ik hou van jou,’ begin ik, ‘maar ik hou ook van Sára. En als jij wilt dat ik gelukkig ben… dan moet je haar accepteren.’
Mijn moeder zwijgt lang. Dan knikt ze langzaam, tranen in haar ogen.
‘Ik zal het proberen,’ fluistert ze.
Een week later haal ik Sára op uit Groningen. Ze kijkt me aan met wantrouwen en hoop tegelijk.
‘Heb je gekozen?’ vraagt ze zacht.
Ik knik en pak haar hand stevig vast.
Thuis is het nog steeds moeilijk. Mijn moeder en Sára zijn beleefd maar afstandelijk tegen elkaar. Maar er is hoop; kleine gebaren van vriendelijkheid, een kopje thee dat wordt aangeboden zonder woorden.
Soms vraag ik me af of het ooit echt goed zal komen tussen hen. Maar misschien is kiezen niet hetzelfde als verliezen; misschien betekent het juist dat je leert vasthouden aan wat echt belangrijk is.
Hebben jullie ooit moeten kiezen tussen familie en liefde? Wat zou jij doen als je in mijn schoenen stond?