Ik mag geen kinderen krijgen omdat mijn vader vindt dat eerst mijn neefjes volwassen moeten worden – een verhaal over familieverboden en verdriet

‘Je begrijpt het niet, Eva. Het is gewoon niet het juiste moment,’ zegt mijn vader, zijn stem hard en resoluut. Mijn handen trillen terwijl ik de mok koffie op tafel zet. ‘Niet het juiste moment? Pap, ik ben 32! Wanneer is het dan wél het juiste moment om moeder te worden?’ Mijn stem breekt, maar ik probeer mijn tranen in te slikken. Mijn moeder kijkt zwijgend naar haar handen, haar blik vermijdt de mijne. Mijn broer Daan, altijd de lieveling, zit naast haar en kijkt me met een mengeling van medelijden en irritatie aan.

Het is niet de eerste keer dat we deze discussie voeren. Sinds ik met Mark samenwoon en we openlijk praten over kinderen, lijkt mijn vader steeds meer controle te willen uitoefenen. Maar zijn argumenten zijn elke keer even onbegrijpelijk: ‘Eerst moeten je neefjes volwassen worden. Het is niet goed als er nu nog een kind bijkomt in de familie.’

Mijn neefjes, de zoons van Daan, zijn acht en elf. Lieve jongens, maar wat hebben zij te maken met mijn kinderwens? Ik snap het niet. Of misschien wil ik het niet snappen. Mijn vader heeft altijd alles gedaan om Daan te beschermen, zelfs toen hij als puber met drugs experimenteerde en nachtenlang wegbleef. Ik daarentegen moest altijd alles perfect doen, geen fouten maken, geen dromen najagen die niet in zijn plaatje pasten.

‘Pap, dit slaat nergens op,’ probeer ik nogmaals. ‘Jij bepaalt toch niet wanneer ik kinderen krijg?’

Hij kijkt me aan met die kille blik die ik zo goed ken. ‘Zolang je onder mijn dak komt, gelden mijn regels.’

‘Ik woon al jaren niet meer thuis!’ roep ik uit. Mijn stem galmt door de woonkamer van het rijtjeshuis in Amersfoort waar ik ben opgegroeid. Mark heeft me vaak gevraagd waarom ik nog zo vaak naar mijn ouders ga, waarom ik me steeds weer laat kwetsen. Maar het is alsof ik elke keer hoop dat het anders zal zijn, dat mijn vader eindelijk trots op me zal zijn.

Daan zucht en zegt zachtjes: ‘Eva, laat het nou gewoon even rusten. Pap bedoelt het goed.’

‘Jij hebt makkelijk praten,’ snauw ik terug. ‘Jij hebt alles gekregen wat je wilde. Niemand heeft jou ooit iets verboden.’

De spanning is om te snijden. Mijn moeder schuift ongemakkelijk op haar stoel. ‘Misschien kunnen we beter even pauzeren,’ fluistert ze.

Ik sta op en loop naar buiten, de frisse lucht in. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. Waarom kan ik niet gewoon gelukkig zijn? Waarom moet alles altijd zo moeilijk gaan?

Buiten bel ik Mark. ‘Het was weer hetzelfde liedje,’ zeg ik zachtjes. ‘Hij wil gewoon niet dat ik kinderen krijg.’

Mark zucht aan de andere kant van de lijn. ‘Eva, je bent volwassen. Je hoeft je niet te laten tegenhouden door je vader.’

‘Maar hij is mijn vader…’ fluister ik. ‘En ergens wil ik nog steeds zijn goedkeuring.’

De weken erna voel ik me leeg en boos tegelijk. Op mijn werk bij de bibliotheek kan ik me nauwelijks concentreren. Mijn collega’s vragen of er iets is, maar ik wuif het weg. Thuis probeer ik met Mark te praten over onze toekomst, maar steeds hangt de schaduw van mijn vader over ons heen.

Op een avond zit ik met Mark op de bank. Hij pakt mijn hand vast. ‘Eva, luister. We kunnen dit samen doen. Jouw vader hoeft hier geen zeggenschap over te hebben.’

Ik knik, maar diep vanbinnen voel ik de angst knagen. Wat als hij me verstoot? Wat als hij nooit meer met me wil praten?

De volgende dag krijg ik een appje van Daan: ‘Pap is nog steeds boos. Misschien moet je hem gewoon zijn zin geven.’

Ik staar naar het schermpje en voel de woede opborrelen. Waarom moet ík altijd toegeven? Waarom mag Daan alles en moet ik altijd wachten?

Die avond besluit ik naar mijn ouders te gaan om het uit te praten. Als ik binnenkom, zit mijn vader aan tafel met een biertje in zijn hand.

‘Wat kom je doen?’ vraagt hij zonder op te kijken.

‘Ik wil praten,’ zeg ik vastberaden.

Hij haalt zijn schouders op.

‘Pap, waarom mag ik geen kinderen krijgen? Waarom moet ik wachten tot Daans jongens volwassen zijn?’

Hij kijkt me eindelijk aan, zijn ogen koud en afstandelijk. ‘Omdat jij altijd alles kapotmaakt wat goed is in deze familie.’

Zijn woorden snijden als messen door mijn hart.

‘Wat bedoel je?’ vraag ik met trillende stem.

‘Je was altijd jaloers op Daan. Je gunt hem niets. En nu wil je ook nog eens alle aandacht opeisen door zelf kinderen te krijgen.’

Ik voel hoe de tranen over mijn wangen stromen. ‘Dat is niet waar… Ik wil gewoon gelukkig zijn.’

Mijn moeder probeert tussenbeide te komen: ‘Laat haar toch, Jan…’

Maar hij staat op en loopt weg naar de keuken.

Ik blijf achter met mijn moeder, die me voorzichtig over mijn rug aait.

‘Soms weet hij gewoon niet hoe hij met zijn gevoelens om moet gaan,’ zegt ze zachtjes.

‘Maar waarom moet ík daaronder lijden?’ snik ik.

Ze haalt haar schouders op.

Die nacht slaap ik nauwelijks. Ik denk aan vroeger: hoe Daan altijd werd opgehemeld omdat hij goed kon voetballen, terwijl mijn tekeningen werden weggegooid of vergeten op zolder lagen. Hoe mijn vader nooit naar mijn schoolvoorstellingen kwam, maar wel elke zaterdag langs het voetbalveld stond te schreeuwen voor Daan.

Op een dag besluit ik dat het genoeg is geweest. Samen met Mark maak ik een afspraak bij de huisarts om onze kinderwens te bespreken. Ik vertel het niemand in mijn familie.

Maanden later ben ik zwanger. De eerste echo voelt als een overwinning, maar ook als verraad aan mijn familie.

Op een zondagmiddag nodig ik mijn ouders uit voor koffie bij ons thuis in Utrecht.

Mijn vader komt nors binnen, Daan heeft afgezegd omdat ‘de jongens een voetbalwedstrijd hebben’. Mijn moeder kijkt gespannen om zich heen.

Na de koffie haal ik diep adem en zeg: ‘Ik ben zwanger.’

Het blijft even stil.

Mijn vader staat op, pakt zijn jas en zegt: ‘Dan hoef je mij voorlopig niet meer te zien.’ Zonder om te kijken loopt hij de deur uit.

Mijn moeder blijft achter, haar ogen vol tranen.

‘Het spijt me zo, Eva…’ fluistert ze voordat ze hem achterna loopt.

Mark slaat zijn armen om me heen terwijl ik in huilen uitbarst.

De maanden daarna hoor ik niets van mijn vader of Daan. Mijn moeder stuurt af en toe een appje: ‘Hoe gaat het?’ Maar ze durft niet langs te komen.

Als onze dochter Lotte wordt geboren, voel ik voor het eerst pure vreugde én diep verdriet tegelijk. Ik stuur een foto naar mijn moeder; ze reageert met een hartje.

Op Lottes eerste verjaardag stuur ik een uitnodiging naar mijn ouders en Daan. Niemand komt opdagen.

Soms kijk ik naar Lotte terwijl ze speelt en vraag me af: heb ik het juiste gedaan? Had ik moeten wachten? Of is het juist dapper geweest om voor mezelf te kiezen?

Misschien herkennen anderen zich in mijn verhaal – hoe ga jij om met familie die je dromen probeert te dwarsbomen? Is het egoïstisch om voor jezelf te kiezen als dat betekent dat je je familie kwijtraakt?