Zaterdag in de Albert Heijn: Wanneer het leven in één klap verandert
‘Mevrouw, wilt u even meelopen naar het kantoortje?’ De stem van de caissière trilt, haar ogen glijden vluchtig over mijn gezicht. Ik voel hoe mijn wangen gloeien. Achter mij hoor ik het ongeduldige gesnuif van een man met een krat bier. Mijn handen trillen terwijl ik nogmaals in mijn tas graai, hopend dat mijn portemonnee zich toch ergens verstopt heeft tussen de boodschappen. Maar hij is weg. Gewoon weg.
‘Ik… ik had hem net nog,’ stamel ik. ‘Echt waar.’
De caissière knikt ongemakkelijk. ‘Het is protocol, mevrouw. U begrijpt het vast wel.’
Ik knik, maar ik begrijp er niets van. Hoe kan dit? Ik ben altijd zo voorzichtig. Mijn gedachten razen. Heb ik hem thuis laten liggen? Of… is hij gestolen? Mijn hart bonkt in mijn keel als ik het kantoortje binnenloop. De geur van koffie en oud papier hangt zwaar in de lucht.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt een andere medewerker, een jongen van een jaar of twintig met een naamkaartje: Lars.
‘Mevrouw kan haar portemonnee niet vinden,’ zegt de caissière zacht.
Lars kijkt me aan, zijn blik is vriendelijk maar ook onderzoekend. ‘Weet u zeker dat u hem niet ergens anders heeft laten liggen?’
‘Nee, ik… ik weet het niet meer,’ fluister ik. Mijn stem breekt. ‘Het spijt me zo.’
Terwijl Lars op zijn telefoon iets intikt, hoor ik buiten het geroezemoes van klanten die zich afvragen waarom het zo lang duurt. Dan klinkt er ineens een stem door de intercom: ‘Beveiliging naar kassa drie alstublieft.’
Mijn maag draait om. Beveiliging? Alsof ik iets gestolen heb! Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen, maar ik weiger ze te laten zien.
‘Mevrouw, wilt u uw tas even laten zien?’ vraagt Lars voorzichtig.
Met trillende handen open ik mijn tas. Ze kijken erin, vinden niets verdachts. Toch blijft de sfeer gespannen.
‘We moeten even wachten op de politie,’ zegt Lars uiteindelijk. ‘Dat is standaardprocedure bij vermissing of mogelijke diefstal.’
Politie? Mijn adem stokt. Dit kan niet waar zijn.
In die paar minuten dat we wachten, lijkt de tijd stil te staan. Mijn gedachten dwalen af naar vroeger, naar mijn moeder die altijd zei: ‘Je moet sterk zijn, Marieke. Niemand anders zal het voor je zijn.’ Maar op dit moment voel ik me allesbehalve sterk.
De deur zwaait open en twee agenten stappen binnen. De ene, een vrouw met kort blond haar en scherpe ogen, stelt zich voor als agent Van Dijk. De ander, een man met een zachte blik, heet Jeroen.
‘Mevrouw… Marieke van der Laan?’ vraagt Van Dijk.
Ik knik.
‘Kunt u ons vertellen wat er gebeurd is?’
Ik probeer uit te leggen dat ik gewoon boodschappen kwam doen, dat mijn portemonnee ineens weg was. Terwijl ik praat, zie ik hoe Lars en de caissière elkaar veelbetekenende blikken toewerpen.
‘Heeft u misschien vijanden? Iemand die u kwaad wil doen?’ vraagt Jeroen voorzichtig.
Ik schud mijn hoofd, maar diep vanbinnen weet ik dat het niet zo simpel is. Mijn familiegeschiedenis is allesbehalve eenvoudig.
Plotseling schiet er een herinnering door mijn hoofd: mijn zusje Anouk, die ik al jaren niet meer spreek sinds die ruzie over de erfenis van onze vader. Zou zij…? Nee, dat kan niet. Toch?
‘Is er iemand die toegang heeft tot uw spullen?’ vraagt Van Dijk verder.
Ik aarzel. ‘Mijn zus… Anouk… We hebben al jaren geen contact meer, maar… Ze woont hier in de buurt.’
Van Dijk schrijft iets op in haar notitieboekje. ‘We nemen contact met haar op, voor de zekerheid.’
Mijn hart slaat op hol. Wat als ze denken dat ik lieg? Of erger nog: wat als Anouk inderdaad iets met mijn portemonnee te maken heeft?
De agenten nemen mijn verklaring op en zeggen dat ze contact zullen houden. Ik mag naar huis, maar zonder boodschappen en zonder portemonnee voel ik me naakt en verloren als ik de winkel uit loop.
Buiten regent het zachtjes. Ik trek mijn jas strakker om me heen en loop richting huis. Onderweg gaan mijn gedachten alle kanten op. Hoe heeft het zo ver kunnen komen tussen Anouk en mij? We waren ooit onafscheidelijk. Totdat papa overleed en alles veranderde.
Thuis aangekomen plof ik op de bank en staar naar het plafond. Mijn telefoon trilt: een onbekend nummer.
‘Met Anouk,’ klinkt haar stem aarzelend aan de andere kant van de lijn.
Mijn hart slaat over.
‘Marieke… Ik hoorde van de politie wat er gebeurd is. Het spijt me zo…’
‘Wat bedoel je?’ vraag ik scherp.
Er valt een stilte.
‘Ik… Ik was vanochtend ook in de Albert Heijn,’ zegt ze zachtjes. ‘Ik zag je daar staan bij het brood… En toen zag ik je portemonnee op de grond liggen.’
Mijn adem stokt.
‘Waarom heb je hem niet teruggegeven?’ fluister ik.
Anouk snikt zachtjes aan de andere kant van de lijn. ‘Ik wilde het wel… Maar toen dacht ik aan alles wat er gebeurd is tussen ons. Ik was boos, Marieke. Nog steeds.’
Woede welt in me op, maar ook verdriet. ‘Dus je hebt hem meegenomen?’
‘Nee! Ik heb hem bij de klantenservice afgegeven… Maar toen hoorde ik dat jij werd meegenomen door de beveiliging en… Ik durfde niets meer te zeggen.’
Ik laat me achterover zakken op de bank, uitgeput door alle emoties.
‘Waarom zijn we zo geworden?’ vraag ik zachtjes.
Anouk huilt nu openlijk. ‘Omdat we nooit hebben gepraat over wat er echt toe doet.’
Er valt een lange stilte tussen ons waarin alleen ons beider ademhaling hoorbaar is.
‘Wil je langskomen?’ vraag ik uiteindelijk schor.
Een uur later zit Anouk tegenover me aan tafel, haar ogen rood van het huilen. We praten urenlang – over papa, over mama, over alles wat we nooit hebben uitgesproken. Over hoe we elkaar kwijt zijn geraakt in het verdriet en de woede na zijn dood.
Aan het eind van de avond ligt mijn portemonnee weer op tafel – compleet met pasjes en geld – maar belangrijker nog: er is iets opengebroken tussen ons wat jarenlang op slot zat.
Als Anouk vertrekt, blijf ik alleen achter in het schemerdonker van mijn woonkamer. Mijn gedachten malen nog na terwijl buiten de regen tegen het raam tikt.
Was deze dag een ramp of juist een zegen? Soms moet alles instorten voordat je opnieuw kunt beginnen.
Hebben jullie ooit meegemaakt dat een klein incident oude wonden opentrok? Wat zou jij doen als je in mijn schoenen stond?