Groen van Jaloezie: Mijn Strijd met de Voorkeur van Mijn Stiefvader op de Bruiloft van Mijn Zus

‘Waarom mag zij alles en moet ik altijd genoegen nemen met minder?’ Mijn stem trilt terwijl ik in de spiegel kijk, mijn handen verkrampt om de rand van de wastafel. De badkamer ruikt naar haar parfum – rozen en iets zoets – want natuurlijk heeft Anne weer haar spullen overal laten slingeren. Ik hoor beneden gelach; haar gelach, zijn gelach. Mijn moeder lacht niet. Zij is stil, zoals altijd als papa en Anne samen zijn.

‘Sophie, schiet je op? We moeten zo weg!’ roept mijn moeder. Haar stem klinkt gespannen, alsof ze zich schaamt voor mijn bestaan. Ik slik de brok in mijn keel weg en trek mijn jurk recht. Het is een simpele blauwe jurk, want ‘we moeten niet overdrijven’, had papa gezegd. Anne’s jurk hangt als een wolk van kant en tule aan haar deur. ‘Voor de mooiste dag van haar leven,’ zei hij, terwijl hij haar over haar haren streek.

Ik loop naar beneden, mijn hakken klikken op de houten trap. In de woonkamer staat Anne te stralen, omringd door vriendinnen en onze familie. Papa staat naast haar, zijn hand beschermend op haar schouder. ‘Kijk nou eens naar je zus,’ zegt hij tegen mij, ‘is ze niet prachtig?’

Ik knik, maar voel hoe mijn gezicht verstrakt. ‘Ja, ze is prachtig.’

‘Sophie, wil jij straks de ringen aangeven?’ vraagt Anne plotseling. Haar stem klinkt lief, maar ik weet dat ze weet dat ik dit niet wil. Ik ben altijd het tweede keusje geweest. De reserve. De zus die alles moet doen wat zij niet wil.

‘Natuurlijk,’ zeg ik zacht.

Papa kijkt me aan, zijn blik kort en afgemeten. ‘Goed zo, Sophie. Je weet hoe belangrijk deze dag voor Anne is.’

We rijden in stilte naar het stadhuis. Mama zit naast me op de achterbank, haar handen gevouwen in haar schoot. Ze kijkt uit het raam, haar ogen glanzen. Ik wil iets zeggen, haar vragen waarom ze nooit voor mij opkomt, maar ik durf niet.

Tijdens de ceremonie voel ik me onzichtbaar. Iedereen kijkt naar Anne en papa straalt als nooit tevoren. Als ik de ringen aangeef, fluistert hij: ‘Voorzichtig, Sophie.’ Alsof ik alles kan verpesten.

Na afloop staan we buiten voor de foto’s. Papa trekt Anne dicht tegen zich aan voor een foto, zijn arm stevig om haar heen. ‘Mijn meisje,’ zegt hij trots. Ik sta ernaast, een halve meter afstand tussen ons in.

Tijdens het feest zie ik hoe hij met Anne danst. Ze lachen samen, hun hoofden dicht bij elkaar. Ik sta aan de kant met een glas wijn in mijn hand en kijk toe hoe iedereen hen bewondert.

‘Gaat het?’ vraagt mama zachtjes als ze naast me komt staan.

‘Waarom houdt hij meer van haar?’ vraag ik zonder haar aan te kijken.

Ze zucht diep. ‘Het is niet eerlijk, Sophie. Maar soms zijn dingen zoals ze zijn.’

‘Maar waarom dan? Ik heb hem altijd papa genoemd. Zelfs toen ik hoorde dat hij niet mijn echte vader was…’

Mama pakt mijn hand vast. ‘Je bent net zo waardevol als Anne.’

Maar het voelt niet zo.

Later op de avond hoor ik papa tegen een oom zeggen: ‘Anne is altijd zo’n makkelijk kind geweest. Sophie… die is wat ingewikkelder.’

Het snijdt door me heen als een mes.

Ik loop naar buiten, de koele avondlucht slaat tegen mijn gezicht. Tranen prikken achter mijn ogen maar ik wil niet huilen. Niet nu, niet hier.

‘Sophie!’ Anne komt achter me aan gelopen. ‘Wat is er met je?’

‘Niks,’ snauw ik.

Ze legt haar hand op mijn arm. ‘Je hoeft niet jaloers te zijn, weet je.’

‘Jaloers? Jij krijgt alles! Papa kijkt nooit naar mij zoals naar jou.’

Anne zucht en trekt haar schouders op. ‘Misschien moet je gewoon wat liever doen.’

Ik draai me om en loop weg van haar woorden.

De dagen na de bruiloft voel ik me leeg en boos tegelijk. Papa doet alsof er niets aan de hand is; hij vraagt me zelfs om Anne te helpen met het uitpakken van haar cadeaus.

Op een avond barst ik uit tegen mama: ‘Waarom laat je hem zo met mij omgaan? Waarom zeg je nooit iets?’

Ze huilt zachtjes en zegt: ‘Ik ben bang hem kwijt te raken.’

Ik besef dat we allemaal bang zijn om iemand kwijt te raken – maar dat betekent niet dat het eerlijk is.

Ik besluit afstand te nemen van thuis. Ik ga vaker bij vriendinnen logeren, zoek afleiding in mijn studie psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Maar elke keer als ik thuiskom en papa zie lachen met Anne, voel ik weer die steek van jaloezie en verdriet.

Op een dag belt papa me op: ‘Sophie, kun je even langskomen? We moeten praten.’

Met lood in mijn schoenen ga ik naar huis. In de woonkamer zit hij alleen aan tafel.

‘Sophie…’ Hij kijkt me aan met een blik die ik niet kan peilen. ‘Ik weet dat het soms lijkt alsof ik Anne voortrek.’

Ik zeg niks.

‘Het is moeilijk uit te leggen… Jij bent altijd zo zelfstandig geweest. Bij Anne voelde ik dat ze me meer nodig had.’

‘En ik dan?’ Mijn stem breekt.

Hij zucht diep. ‘Misschien heb ik fouten gemaakt.’

‘Misschien?’ Ik sta op het punt om te schreeuwen.

Hij kijkt weg. ‘Het spijt me.’

Het klinkt hol.

Na dat gesprek verandert er weinig. Maar ik begin langzaam te accepteren dat sommige dingen niet veranderen – en dat het niet aan mij ligt.

Op een avond zit ik met mama op het balkon van ons appartement in Amsterdam-Noord. Ze kijkt naar de ondergaande zon boven het IJ.

‘Soms,’ zegt ze zachtjes, ‘moet je jezelf genoeg vinden.’

Ik knik en laat haar woorden binnenkomen.

Nu, jaren later, denk ik nog vaak terug aan die dag – aan hoe groen van jaloezie ik was, hoe verscheurd tussen verlangen naar liefde en de pijn van afwijzing.

Hebben anderen dit ook meegemaakt? Hoe ga je verder als je altijd tweede keus lijkt te zijn? Misschien is het tijd om zelf te kiezen voor wie je wilt zijn.