Tussen Twee Werelden: Mijn Schoonmoeder Woont Bij Ons, Ook Al Woont Ze Hier Niet
‘Weet je wat jouw probleem is, Iris? Je begrijpt gewoon niet hoe belangrijk familie is.’ De stem van Ria galmt nog na in mijn hoofd terwijl ik de vaatwasser uitruim. Mark zit op de bank, verdiept in zijn telefoon. Ik slik de woorden die ik eigenlijk wil zeggen in. Hoe kan het dat iemand die niet eens bij ons woont, zo aanwezig is in ons huis?
Elke ochtend begint hetzelfde. Mijn telefoon trilt op het aanrecht. ‘Goedemorgen, Iris. Is Mark al wakker? Heeft hij goed geslapen? Heeft hij zijn vitamine D ingenomen?’ Ik antwoord beleefd, maar voel de irritatie groeien. ‘Ja hoor, Ria. Alles onder controle.’
Mark merkt het niet eens meer. Voor hem is het normaal dat zijn moeder drie keer per dag belt, dat ze zich bemoeit met wat we eten, hoe we het huis schoonmaken en zelfs met onze vakantieplannen. ‘Ze bedoelt het goed,’ zegt hij dan. Maar ik voel me steeds meer een bijrolspeler in mijn eigen leven.
De eerste jaren van ons huwelijk waren anders. We woonden in Utrecht, net getrouwd, vol plannen en dromen. Ria woonde toen nog in Groningen en kwam alleen met Kerst of verjaardagen langs. Maar na het overlijden van Marks vader veranderde alles. Ria verhuisde naar Amersfoort, op twintig minuten rijden van ons huis. Vanaf dat moment was ze overal.
‘Waarom kom je niet vaker langs?’ vroeg ze Mark op een zondagmiddag toen we net terug waren van een weekendje weg. ‘Je weet dat ik me alleen voel.’ Mark keek schuldig naar zijn schoenen. ‘Sorry mam, het was gewoon druk op werk.’
Ik probeerde begripvol te zijn. Natuurlijk had ze verdriet. Natuurlijk had ze haar zoon nodig. Maar naarmate de maanden verstreken, werd haar aanwezigheid verstikkender. Ze kwam onaangekondigd langs met zelfgebakken appeltaart (‘Want Iris bakt nooit iets’) en bleef uren hangen. Soms nam ze zelfs haar was mee om bij ons te doen.
Op een avond zat ik met Mark aan tafel. ‘Kunnen we misschien wat grenzen stellen?’ vroeg ik voorzichtig. ‘Ik voel me soms een indringer in mijn eigen huis.’ Mark zuchtte diep. ‘Ze heeft niemand anders, Iris. Kun je niet wat meer geduld hebben?’
De volgende dag stond Ria weer voor de deur. Ze keek me aan met die blik die alles zegt zonder woorden: jij hoort hier niet echt bij. ‘Ik heb soep gemaakt voor Mark, hij houdt niet zo van jouw linzensoep.’
Mijn handen trilden toen ik de pan aannam. Ik voelde me klein, onzichtbaar. Alsof mijn liefde voor Mark nooit genoeg zou zijn zolang zijn moeder er was.
De weken werden maanden. Mijn vrienden vroegen waarom ik zo stil was geworden. ‘Gaat het wel goed tussen jou en Mark?’ vroeg Sanne op een avond tijdens een wandeling door het park. Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik weet het niet meer. Het voelt alsof ik altijd tweede keus ben.’
Op een dag kwam ik thuis van werk en hoorde ik stemmen in de woonkamer. Ria zat op onze bank, haar jas nog aan, terwijl Mark koffie voor haar inschonk.
‘Mam wilde even praten,’ zei hij toen ik binnenkwam.
‘Over wat?’ vroeg ik, mijn stem dun.
Ria keek me strak aan. ‘Over jou en je houding tegenover familie.’
Ik voelde mijn wangen gloeien van woede en schaamte tegelijk.
‘Misschien moet je wat meer moeite doen om erbij te horen,’ zei ze zacht maar dwingend.
Mark keek weg.
Die avond sliep ik op de logeerkamer.
De dagen daarna probeerde ik alles goed te maken. Ik bakte appeltaart, nodigde Ria uit voor koffie, luisterde naar haar verhalen over vroeger. Maar niets leek genoeg.
Op een avond barstte ik in tranen uit toen Mark thuiskwam.
‘Ik kan dit niet meer,’ snikte ik. ‘Ik voel me verloren in mijn eigen huis.’
Mark keek me aan alsof hij me voor het eerst echt zag.
‘Wat wil je dan dat ik doe?’ vroeg hij zacht.
‘Kies voor ons,’ fluisterde ik. ‘Voor mij.’
Het bleef stil tussen ons die nacht.
De volgende dag belde Ria weer.
‘Mark, kun je even langskomen? Ik voel me niet zo lekker.’
Hij keek naar mij, naar zijn telefoon, en weer naar mij.
‘Ga maar,’ zei ik uiteindelijk.
Toen hij weg was, liep ik door het huis. Alles voelde leeg en koud.
Mijn moeder belde die avond.
‘Iris, lieverd, je klinkt zo verdrietig.’
Ik vertelde haar alles – over Ria, over Mark, over hoe ik mezelf kwijt was geraakt.
‘Je mag jezelf nooit vergeten,’ zei ze zacht. ‘Ook niet voor de liefde.’
Die woorden bleven hangen.
De weken daarna probeerde ik kleine dingen terug te pakken: een avond alleen thuis met een boek, een lunch met Sanne zonder schuldgevoel, een wandeling door de stad zonder haast naar huis te moeten.
Mark merkte het op.
‘Je bent veranderd,’ zei hij op een avond.
‘Misschien wel,’ antwoordde ik. ‘Misschien ben ik eindelijk mezelf weer aan het worden.’
Ria bleef bellen, bleef langskomen, bleef haar mening geven over alles wat wij deden.
Maar langzaam leerde ik om haar stem zachter te zetten in mijn hoofd.
Op een dag zat ik met Mark op het balkon, kijkend naar de ondergaande zon boven de Utrechtse grachten.
‘Denk je dat we dit kunnen redden?’ vroeg ik zacht.
Hij pakte mijn hand vast.
‘Alleen als we samen grenzen stellen.’
En voor het eerst voelde ik hoop.
Nu vraag ik me af: hoeveel moet je opgeven voor de liefde? En wanneer is het tijd om voor jezelf te kiezen? Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen familie en jezelf?