Ik ben niet alleen maar moeder – een zoektocht naar mezelf tussen luiers en tranen
‘Waarom kijk je me niet meer aan, Mark?’ Mijn stem trilt terwijl ik de vraag stel. Het is half drie ’s nachts. Onze dochter Lotte huilt alweer. Ik wieg haar zachtjes, maar mijn armen voelen zwaar, alsof ik ze niet meer kan optillen. Mark ligt op zijn zij, zijn rug naar mij toe, zijn ademhaling diep en gelijkmatig. Alsof hij slaapt. Of doet alsof.
Ik weet niet meer wanneer we voor het laatst écht met elkaar hebben gepraat. Sinds Lotte er is, lijkt er een onzichtbare muur tussen ons te staan. Ik ben veranderd, dat weet ik. Maar hij ook. Of misschien is het juist dat hij niet is veranderd, en ik nu pas zie hoe weinig we elkaar nog begrijpen.
De dagen vloeien in elkaar over. Luiers verschonen, voeden, troosten, wassen draaien. Soms vergeet ik te eten. Soms vergeet ik zelfs te douchen. Mijn moeder belt elke dag – ‘Hoe gaat het met Lotte?’ – maar nooit vraagt ze hoe het met mij gaat. Alsof ik ben opgehouden te bestaan, behalve als verlengstuk van mijn kind.
‘Je moet gewoon wat meer naar buiten gaan,’ zegt mijn vriendin Sanne als ik haar eindelijk durf te bellen. ‘Dat helpt echt tegen die dipjes.’ Maar als ik met de kinderwagen door het park loop, voel ik me alleen maar leger. De andere moeders lijken allemaal gelukkig, hun haren netjes, hun baby’s tevreden slapend in de wagen. Ik voel me een indringer in hun wereld.
Op een avond, als Lotte eindelijk slaapt en het huis stil is, probeer ik met Mark te praten. ‘Ik voel me zo alleen,’ fluister ik. Hij zucht diep en kijkt me eindelijk aan, zijn ogen moe en koud.
‘Ik werk de hele dag, Iris. Ik ben ook moe. Kunnen we het hier niet gewoon even niet over hebben?’
Zijn woorden snijden dieper dan ik had verwacht. Alsof mijn verdriet een last is die hij niet wil dragen. Ik slik mijn tranen weg en knik, maar vanbinnen schreeuw ik.
De weken gaan voorbij. Mijn wereld wordt kleiner en kleiner. Soms staar ik naar mezelf in de spiegel en herken ik de vrouw niet die terugkijkt. Mijn haar is vet, mijn ogen dof. Waar is de Iris die lachte om slechte grappen, die danste op feestjes tot diep in de nacht? Waar is de vrouw die dromen had?
Op een dag barst ik uit elkaar. Lotte huilt al uren en niets helpt. Ik bel Mark op zijn werk.
‘Je moet nú thuiskomen,’ snik ik.
‘Ik kan niet zomaar weggaan, Iris! Je weet dat ik een deadline heb!’
‘Ik trek dit niet meer!’ gil ik door de telefoon.
Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn. Dan zegt hij zacht: ‘Misschien moet je hulp zoeken.’
Hulp zoeken. Alsof het allemaal aan mij ligt.
’s Avonds zit ik op de bank met Lotte op schoot. Ze kijkt me aan met haar grote blauwe ogen en grijpt naar mijn vinger. Ik voel liefde, ja – maar ook een diepe vermoeidheid die alles overschaduwt.
Mijn schoonmoeder komt langs en kijkt kritisch naar de stapel was in de hoek.
‘Vroeger deed ik alles zelf hoor, zonder klagen,’ zegt ze terwijl ze haar jas uittrekt.
Ik glimlach flauwtjes en zeg niets. Wat heeft het voor zin? Niemand lijkt te begrijpen hoe zwaar het is om jezelf te verliezen in deze nieuwe rol.
’s Nachts lig ik wakker naast Mark, die alweer met zijn rug naar me toe ligt. Ik denk aan vroeger – aan onze vakanties naar Texel, aan avonden samen op de bank met wijn en slechte films. Waar zijn we gebleven?
Op een ochtend besluit ik dat het zo niet langer kan. Ik bel de huisarts en vertel hakkelend over mijn somberheid, mijn vermoeidheid, mijn gevoel van falen.
‘Het klinkt alsof je overbelast bent,’ zegt ze vriendelijk. ‘Misschien kun je praten met een psycholoog?’
Het voelt als toegeven aan zwakte, maar toch maak ik een afspraak.
De eerste keer dat ik tegenover mevrouw De Vries zit, kan ik alleen maar huilen.
‘Ik weet niet meer wie ik ben,’ snik ik.
Ze knikt begrijpend en laat me praten over alles wat ik heb verloren – mijn vrijheid, mijn dromen, mijn relatie met Mark.
Langzaam begin ik te begrijpen dat het oké is om mezelf belangrijk te vinden. Dat ik meer ben dan alleen moeder.
Ik probeer kleine dingen terug te pakken: een boek lezen terwijl Lotte slaapt, een wandeling maken zonder doel behalve frisse lucht inademen. Ik schrijf me in voor een yogales op zaterdagochtend en vraag Mark om op Lotte te passen.
‘Moet dat nou?’ moppert hij eerst, maar uiteindelijk stemt hij toe.
Na de eerste les voel ik me lichter dan in maanden. Alsof er weer ruimte komt voor mijzelf.
Toch blijven de spanningen thuis groeien. Mark werkt steeds langer door en als hij thuiskomt, praten we nauwelijks nog met elkaar.
Op een avond barst de bom.
‘Ik kan dit niet meer,’ zeg ik terwijl Lotte boven huilt.
Mark kijkt me aan met een mengeling van woede en verdriet.
‘Wat wil je dan? Dat ik stop met werken? Dat jij je oude leven terugkrijgt? Zo werkt het toch niet!’
‘Nee,’ zeg ik zacht. ‘Ik wil gewoon dat je ziet hoe moeilijk het voor mij is. Dat je er bent.’
Hij slaat zijn ogen neer en zegt niets meer.
De dagen daarna leven we langs elkaar heen. Ik voel me schuldig om alles: om mijn verdriet, om mijn boosheid, om het feit dat ik soms verlang naar een leven zonder verantwoordelijkheden.
Maar langzaam groeit er iets nieuws in mij – een soort vastberadenheid om mezelf niet helemaal kwijt te raken.
Ik zoek contact met andere moeders uit de buurt via een Facebookgroep en spreek af voor koffie bij iemand thuis. Voor het eerst voel ik herkenning als we onze verhalen delen over slapeloze nachten en ruzies met partners.
Langzaam begin ik weer te lachen – voorzichtig eerst, maar steeds vaker echt.
Op een dag komt Mark thuis terwijl Lotte op schoot bij mij zit te spelen.
‘Je lijkt anders,’ zegt hij aarzelend.
‘Misschien ben ik dat ook wel,’ antwoord ik eerlijk.
We praten die avond lang – over onze angsten, onze verwachtingen, onze teleurstellingen. Het is geen magische oplossing, maar het voelt als een begin.
Soms vraag ik me nog steeds af: kan ik ooit weer helemaal mezelf zijn? Of is moederschap altijd een beetje verliezen wat je was? Misschien is het antwoord niet zwart-wit. Misschien leer je juist door alles wat je verliest opnieuw te kiezen wie je wilt zijn.
Wat denken jullie? Kun je jezelf opnieuw uitvinden als moeder – of blijft er altijd iets onherstelbaar veranderd?