Zeven Slapeloze Nachten: Hoe Mijn Man Mark Veranderde en Ons Gezin Op de Proef Werd Gesteld
‘Mark, je moet slapen. Je kunt zo niet doorgaan,’ fluisterde ik terwijl ik hem aankeek, zijn ogen rood doorwaakt, zijn handen trillend om de koffiemok. Hij keek me niet aan. ‘Ik kan niet slapen, Eva. Het lukt gewoon niet. Alles in mijn hoofd blijft maar malen.’
Het was de vierde nacht op rij dat Mark niet had geslapen. Eerst dacht ik nog dat het door de stress op zijn werk kwam – de reorganisatie bij het architectenbureau, de onzekerheid over zijn contract. Maar nu, na zeven slapeloze nachten, was hij een schim van zichzelf. Onze dochter Lotte van zes merkte het ook. Ze vroeg steeds vaker: ‘Mama, waarom is papa zo boos?’
Die ochtend, terwijl ik Lotte haar boterham smeerde, hoorde ik Mark in de gang met zijn moeder bellen. Zijn stem klonk schor en gebroken. ‘Mam, mag ik een paar dagen bij jou logeren? Ik trek het hier niet meer.’ Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Wat bedoelde hij? Waarom kon hij het hier niet meer aan?
Toen hij zijn tas pakte, probeerde ik hem tegen te houden. ‘Mark, alsjeblieft, ga niet weg. We kunnen dit samen oplossen.’
Hij keek me eindelijk aan, zijn blik leeg en dof. ‘Eva, ik weet het niet meer. Ik voel me gevangen in mijn eigen hoofd. Misschien is het beter als ik even weg ben.’
En zo stond ik daar, met Lotte aan mijn hand, terwijl Mark de deur achter zich dichttrok. De stilte die volgde was oorverdovend.
De eerste dag zonder hem voelde onwerkelijk. Ik probeerde Lotte gerust te stellen, haar naar school te brengen alsof alles normaal was. Maar zodra de voordeur dichtviel, barstte ik in tranen uit. Mijn man was weg – niet alleen fysiek, maar ook emotioneel onbereikbaar.
Ik belde hem die avond, maar hij nam niet op. Zijn moeder, mevrouw De Vries, stuurde een kort berichtje: ‘Mark heeft rust nodig. Geef hem wat tijd.’ Maar hoeveel tijd? En wat als hij niet meer terugkwam?
De dagen sleepten zich voort. Op het schoolplein vroegen andere moeders waar Mark was. ‘Hij is even bij zijn moeder,’ loog ik. Maar de waarheid vrat aan me. ’s Nachts lag ik wakker, luisterend naar het zachte ademhalen van Lotte in haar kamer. Zou ze haar vader missen? Zou ze begrijpen waarom hij weg was?
Op de vijfde dag kreeg ik een bericht van Mark: ‘Het spijt me Eva. Ik weet niet of ik dit nog kan. Ik voel me leeg.’
Ik las het bericht keer op keer. Wat bedoelde hij? Was dit het einde? Had hij iemand anders? Of was hij echt zichzelf kwijt?
Mijn moeder kwam langs om te helpen met Lotte. Ze probeerde me gerust te stellen: ‘Misschien heeft Mark gewoon tijd nodig om tot zichzelf te komen.’ Maar ik voelde me verraden en in de steek gelaten.
Die avond zat ik aan de keukentafel met een glas wijn, starend naar onze trouwfoto aan de muur. We waren zo gelukkig geweest – Mark met zijn guitige lach, ik met mijn witte jurk en bloemen in mijn haar. Waar was dat stel gebleven?
Plotseling kreeg ik een telefoontje van Marks zus, Sanne. ‘Eva, maak je alsjeblieft geen zorgen om Mark. Hij is echt op. Mam zegt dat hij nauwelijks praat en alleen maar naar buiten staart.’
‘Maar waarom laat hij mij en Lotte dan niets weten?’ vroeg ik snikkend.
‘Hij schaamt zich,’ zei Sanne zachtjes. ‘Hij denkt dat hij jullie teleurgesteld heeft.’
De volgende ochtend vond ik Lotte huilend op haar kamer. ‘Mama, komt papa nog terug?’
Ik trok haar dicht tegen me aan en voelde haar kleine lijfje schokken van verdriet.
‘Papa houdt heel veel van je,’ fluisterde ik, terwijl mijn eigen stem brak.
Op dag zeven stond Marks moeder ineens voor de deur met een plastic tas vol schone kleren van Mark.
‘Hij wil voorlopig niet terugkomen,’ zei ze zonder me aan te kijken.
‘Maar…’
‘Hij heeft hulp nodig, Eva. Meer dan jij hem nu kunt geven.’
Ik voelde woede opborrelen. Waarom werd alles nu op mij afgeschoven? Was het mijn schuld dat Mark zichzelf kwijt was geraakt?
Die nacht droomde ik dat Mark thuiskwam, zijn armen om mij en Lotte sloeg en zei dat alles weer goed zou komen. Maar toen ik wakker werd, was het huis koud en leeg.
Op dag acht besloot ik Mark nog één keer te bellen. Tot mijn verbazing nam hij op.
‘Mark…’
‘Eva…’ Zijn stem klonk gebroken.
‘Kom alsjeblieft naar huis. We missen je zo.’
Er viel een lange stilte.
‘Ik weet het niet, Eva. Ik ben bang dat ik jullie alleen maar pijn doe als ik terugkom zoals ik nu ben.’
‘We kunnen samen hulp zoeken,’ zei ik wanhopig.
‘Misschien…’
Het gesprek bleef hangen in onzekerheid.
De weken daarna probeerde ik mezelf en Lotte overeind te houden. Ik zocht hulp bij de huisarts en kreeg gesprekken met een maatschappelijk werker aangeboden voor ons beiden.
Langzaam begon ik te accepteren dat Mark misschien nooit meer dezelfde zou worden – of misschien nooit meer terug zou komen.
Toch bleef er hoop knagen aan mijn hart: dat liefde sterker is dan alles wat ons kapotmaakt.
Soms vraag ik me af: hoeveel kan een mens verdragen voordat hij breekt? En als je eenmaal gebroken bent – kun je dan ooit weer heel worden?