Waarom heb ik ja gezegd? Een dag met mijn kleinzoon die alles veranderde

‘Mam, alsjeblieft, ik weet echt niet meer wat ik moet doen. Kun jij vandaag op Daan passen? De crèche heeft gebeld, ze hebben een waterlek en kunnen geen kinderen opvangen.’

De stem van mijn dochter, Marieke, trilt aan de andere kant van de lijn. Het is acht uur ’s ochtends, ik zit nog in mijn ochtendjas met een halfvolle kop lauwe koffie. Mijn hart slaat een slag over. Daan is pas anderhalf, een bundel energie en nieuwsgierigheid, maar ook driftbuien en snottebellen. Ik ben 67, mijn rug doet pijn en mijn geduld is niet meer wat het ooit was. Maar wat kan ik zeggen? ‘Natuurlijk, breng hem maar. Ik regel het wel.’

Tien minuten later staat Marieke voor de deur. Haar ogen zijn rood van de stress, haar haar in een haastige knot. Ze drukt Daan in mijn armen, kust hem vluchtig op het hoofd en mompelt: ‘Dank je mam, ik weet niet wat ik zonder je zou moeten.’ Voordat ik iets kan zeggen, is ze alweer weg, haar auto startend terwijl Daan begint te huilen.

‘Sst, jongen, oma is hier,’ fluister ik, maar hij duwt zich van me af en schreeuwt nog harder. Mijn kat, Poes, schiet onder de bank. Ik voel de eerste zweetdruppels op mijn rug. Waarom heb ik ja gezegd? Waarom kan ik niet gewoon nee zeggen?

De ochtend sleept zich voort. Daan wil geen pap, gooit zijn beker melk over de tafel en trekt aan de gordijnen. Ik probeer hem af te leiden met blokken en boekjes, maar hij wil alleen maar naar buiten. ‘Buiten! Buiten!’ gilt hij. Het regent pijpenstelen. Ik trek hem zijn laarsjes aan en een regenjas die eigenlijk te klein is. We strompelen naar het speeltuintje om de hoek.

Daar zit ik dan, op een natte bank in het parkje in Utrecht-Oost, terwijl Daan door de plassen stampt en zijn broek doorweekt raakt. Een andere oma kijkt me medelijdend aan. ‘Ze zijn vermoeiend hè?’ zegt ze met een glimlach. Ik knik zwijgend.

Mijn gedachten dwalen af naar vroeger. Naar hoe ik zelf moeder was van twee kleine kinderen, altijd moe, altijd bezig. Marieke was een moeilijke baby; huilde veel, sliep weinig. Ik herinner me de ruzies met mijn man, Kees – nu al tien jaar dood – over wie er uit bed moest als Marieke weer eens krijste om drie uur ’s nachts.

‘Oma! Kijk!’ Daan houdt een modderige worm omhoog. Ik glimlach flauwtjes en probeer het beestje uit zijn hand te halen voordat hij het in zijn mond stopt.

Thuisgekomen is het tijd voor zijn middagslaapje. Maar Daan wil niet slapen. Hij schopt tegen het ledikantje dat ik gisteren nog snel van zolder heb gehaald. ‘Mama! Mama!’ roept hij steeds harder. Ik voel tranen prikken achter mijn ogen – uit frustratie, uit vermoeidheid, misschien ook uit herkenning.

Ik pak mijn telefoon en stuur Marieke een berichtje: ‘Hij wil niet slapen. Heb je tips?’

Het antwoord komt snel: ‘Laat hem even huilen mam. Hij valt vanzelf wel in slaap.’

Maar het geluid snijdt door merg en been. Na tien minuten geef ik het op en til hem uit bed. Zijn hoofdje rust zwaar op mijn schouder terwijl hij snikt.

‘Kom maar jongen, oma is hier,’ fluister ik opnieuw. En ineens voel ik iets breken – of misschien juist helen – in mezelf. De oude pijn van vroeger, het gevoel dat ik als moeder nooit goed genoeg was geweest voor Marieke, dat ik haar tekort had gedaan door te vaak te schreeuwen of te weinig te luisteren.

Daan kijkt me aan met grote blauwe ogen vol vertrouwen. Hij veegt met zijn vuistje over mijn wang. ‘Oma niet huilen,’ zegt hij zachtjes.

Ik lach door mijn tranen heen en druk hem stevig tegen me aan.

De middag verloopt rustiger. We bouwen samen een toren van blokken die steeds omvalt en steeds weer wordt opgebouwd. Daan lacht hardop als de blokken omvallen; zijn lach werkt aanstekelijk en voor het eerst die dag voel ik me licht.

Tegen vier uur staat Marieke weer voor de deur. Ze ziet er uitgeput uit maar opgelucht als ze Daan in haar armen sluit.

‘Hoe was het?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik twijfel even. Moet ik haar vertellen hoe zwaar het was? Hoe dicht ik bij opgeven was? Of moet ik haar sparen?

‘Het was… intens,’ zeg ik uiteindelijk eerlijk. ‘Maar ook mooi.’

Marieke kijkt me aan met vochtige ogen. ‘Sorry dat ik je zo vaak heb laten vallen vroeger mam,’ fluistert ze ineens.

Ik schrik van haar woorden. ‘Je hebt me nooit laten vallen lieverd,’ zeg ik zachtjes.

Ze schudt haar hoofd. ‘Jawel mam. Toen papa ziek werd… Ik was zo boos op alles en iedereen. Ook op jou.’

We staan daar in de gang, drie generaties bij elkaar, ieder met onze eigen pijn en liefde.

‘Misschien hebben we elkaar allemaal wel eens laten vallen,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Maar vandaag hebben we elkaar ook weer opgeraapt.’

Marieke glimlacht door haar tranen heen en drukt Daan tegen zich aan.

Als ze weg zijn, plof ik uitgeput op de bank. Mijn huis is een chaos; overal speelgoed, natte kleren op de vloer, melkspetters op de muur.

Maar mijn hart voelt lichter dan het in jaren heeft gedaan.

Waarom zeggen we zo vaak ja tegen dingen waarvan we denken dat we ze niet aankunnen? Misschien omdat juist die momenten ons laten zien wie we werkelijk zijn – en hoeveel liefde er nog in ons zit om te geven.

Hebben jullie ooit zo’n dag meegemaakt waarop alles mis leek te gaan, maar die uiteindelijk je hart opende? Wat zou jij doen als je opnieuw mocht kiezen?