Loslaten in Liefde: De Moeilijke Keuze van Vera en Daan
‘Vera, waarom ontwijk je me de laatste tijd?’ Daans stem trilt, zijn ogen zoeken de mijne terwijl we aan de keukentafel zitten. Buiten tikt de regen zacht tegen het raam, maar binnen voelt het alsof er een storm woedt. Mijn handen friemelen aan de rand van mijn mouw. Ik wil hem aankijken, hem geruststellen, maar ik weet dat ik hem pijn ga doen.
‘Het is niet dat ik je ontwijk, Daan. Ik… ik weet gewoon even niet meer hoe het verder moet.’ Mijn stem klinkt schor, bijna onherkenbaar. Daan zucht diep, zijn schouders zakken. ‘Weet je nog, toen we elkaar leerden kennen bij dat feestje van Marieke? Je lachte zo hard dat iedereen naar ons keek. Ik dacht: dit is haar. Dit is de vrouw met wie ik oud wil worden.’
Ik glimlach flauwtjes bij de herinnering. Het was een warme zomeravond in Utrecht, de lucht vol belofte. We waren jong, onbezorgd, en alles leek mogelijk. Maar nu, vijf jaar later, voelt het alsof we elkaar langzaam kwijt zijn geraakt in de sleur van het dagelijks leven.
‘Daan, ik hou van je. Echt waar. Maar ik voel me gevangen. Alsof ik mezelf aan het verliezen ben.’ Mijn woorden hangen zwaar in de lucht. Daan kijkt me aan, zijn ogen nat. ‘Is er iemand anders?’
‘Nee! Het gaat niet om iemand anders. Het gaat om mij. Om wie ik ben geworden… of misschien juist niet ben geworden.’
Hij slaat met zijn vuist op tafel. ‘Waarom heb je dit niet eerder gezegd? We zouden alles samen doen, Vera! Samen groeien, samen falen…’
‘Maar wat als we niet meer samen groeien? Wat als we elkaar alleen maar tegenhouden?’ Mijn stem breekt. Ik voel tranen branden achter mijn ogen, maar ik dwing mezelf om ze niet te laten stromen.
De weken die volgen zijn een hel. We leven langs elkaar heen in ons kleine appartement in Lombok. De geur van zijn koffie in de ochtend, zijn jas aan de kapstok – alles herinnert me eraan hoeveel ik van hem hou en hoeveel pijn ik hem doe.
Mijn moeder belt elke zondag. ‘Vera, je klinkt zo anders. Is alles goed met jou en Daan?’ Ik lieg. ‘Ja mam, gewoon druk op werk.’ Maar zelfs zij hoort het verdriet in mijn stem.
Op een avond komt Daan thuis met rode ogen. ‘Ik ben bij mijn moeder geweest,’ zegt hij zacht. ‘Ze zegt dat liefde soms betekent dat je elkaar moet laten gaan.’
We zitten samen op de bank, zwijgend. Buiten flitsen de lichten van de tram voorbij. Ik pak zijn hand vast. ‘Ik wil niet dat je ongelukkig bent door mij.’
‘En ik wil niet dat jij jezelf verliest door mij,’ fluistert hij terug.
De dagen worden weken. We praten veel, soms schreeuwen we, soms huilen we samen. Mijn zusje Lotte komt langs met Ben & Jerry’s en tissues. ‘Je hoeft niet sterk te zijn voor ons allemaal, Vera,’ zegt ze terwijl ze mijn haar streelt.
Op een avond besluit ik te gaan wandelen langs de Oudegracht. De stad is nat en glinsterend onder de lantaarns. Ik denk aan hoe Daan en ik hier ooit samen liepen, hand in hand, dromend over een toekomst die nu zo ver weg lijkt.
Thuisgekomen vind ik Daan op bed, starend naar het plafond. ‘We moeten een knoop doorhakken,’ zegt hij zonder op te kijken.
‘Ik weet het,’ fluister ik.
We besluiten uit elkaar te gaan. Niet omdat we niet meer van elkaar houden, maar omdat we elkaar moeten loslaten om weer onszelf te kunnen zijn.
Het nieuws slaat in als een bom bij onze families. Mijn moeder huilt aan de telefoon: ‘Maar jullie waren zo goed samen!’ Daans vader belt hem dronken op: ‘Je laat het beste wat je ooit had lopen!’
Op mijn werk merken collega’s dat ik stiller ben dan normaal. Mijn manager, meneer De Vries, vraagt of alles goed gaat. Ik knik alleen maar.
De eerste weken na onze breuk zijn leeg en pijnlijk. Ik slaap slecht, eet nauwelijks en alles in huis ademt nog Daan. Zijn boeken staan nog in de kast, zijn tandenborstel ligt naast de mijne.
Op een dag ruim ik zijn spullen op in dozen. Bij elk voorwerp – een oude concertkaart, een foto van onze vakantie in Zeeland – voel ik mijn hart breken.
Lotte helpt me verhuizen naar een klein appartementje aan de rand van de stad. ‘Dit is jouw plek nu,’ zegt ze bemoedigend.
Langzaam begin ik mezelf terug te vinden. Ik schrijf me in voor een cursus fotografie, iets wat ik altijd al wilde doen maar nooit durfde omdat Daan er niets mee had.
Op een regenachtige middag kom ik Daan tegen bij de supermarkt. We glimlachen ongemakkelijk naar elkaar.
‘Hoe gaat het?’ vraagt hij voorzichtig.
‘Beter,’ zeg ik eerlijk. ‘En met jou?’
‘Ook beter,’ antwoordt hij zacht.
We praten even over koetjes en kalfjes voordat we afscheid nemen. Terwijl hij wegloopt voel ik een mengeling van verdriet en opluchting.
’s Avonds kijk ik uit het raam naar de stad die langzaam donker wordt. Ik denk aan alles wat we samen hadden – en alles wat we nu los moeten laten om weer te kunnen groeien.
Was dit het juiste besluit? Of heb ik iets moois opgegeven uit angst om mezelf te verliezen?
Misschien is liefde soms loslaten… Maar hoe weet je zeker dat je niet te vroeg hebt opgegeven?