Nooit te laat voor liefde: het tweede leven van Marijke uit Haarlem
‘Dus jij denkt echt dat je zomaar alles kunt vergeten, mam?’ De stem van mijn dochter Sanne trilt van woede. Ik kijk haar aan, haar ogen fel, haar handen trillend om de koffiekop die ze vasthoudt. Mijn zoon Bas zwijgt, maar zijn blik spreekt boekdelen.
Ik slik. ‘Het gaat niet om vergeten, Sanne. Het gaat om verdergaan. Om weer gelukkig mogen zijn.’
‘Met hém?’ Sanne’s stem breekt. ‘Na alles wat papa voor je betekende?’
De stilte in de keuken is ondraaglijk. Buiten regent het zachtjes tegen het raam van mijn rijtjeshuis in Haarlem. Ik voel me kleiner dan ooit, alsof ik mezelf moet verantwoorden voor iets wat ik niet eens wilde: opnieuw verliefd worden.
Drie jaar geleden stierf Pieter, mijn man, aan een hartaanval. Het gebeurde op een gewone dinsdagavond, terwijl hij het nieuws keek en ik de afwas deed. Eén gil, één val – en daarna alleen nog stilte. De weken erna waren een waas van bloemen, kaarten en mensen die zeiden dat ik ‘sterk moest zijn’. Maar niemand vertelde me hoe het voelde om elke ochtend wakker te worden in een leeg bed, of hoe de stilte in huis soms zo luid kon zijn dat het pijn deed aan mijn oren.
Mijn kinderen kwamen vaak langs, vooral in het begin. Sanne bracht appeltaart mee, Bas repareerde de lekkende kraan. Maar naarmate de maanden verstreken, werden hun bezoeken korter. Ze hadden hun eigen levens, hun eigen gezinnen. Ik gunde het ze, natuurlijk – maar soms voelde ik me als een meubelstuk dat ze af en toe kwamen afstoffen.
Het was op een woensdagmiddag in de bibliotheek dat ik Erik ontmoette. Ik stond te zoeken naar een roman van Renate Dorrestein toen hij naast me kwam staan. ‘Die is prachtig,’ zei hij, wijzend naar het boek in mijn hand. Zijn stem was warm, zijn glimlach vriendelijk. We raakten aan de praat over boeken, over Haarlem, over hoe stil het huis kan zijn als je alleen bent.
Erik was weduwnaar, net als ik. Zijn vrouw was drie jaar eerder overleden aan kanker. We begrepen elkaar zonder veel woorden nodig te hebben. Na die middag volgden er meer: samen wandelen door de duinen, koffie drinken op het terras bij de Grote Markt, eindeloze gesprekken over alles wat we verloren hadden – en wat we misschien nog konden vinden.
De eerste keer dat Erik mijn hand vastpakte, voelde ik me schuldig. Alsof ik Pieter verraadde. Die nacht lag ik wakker, luisterend naar het tikken van de regen tegen het raam. In gedachten hoorde ik Pieters stem: ‘Je moet door met je leven, Marijke.’ Maar hoe doe je dat als je hart nog steeds huilt om wat je kwijt bent?
Toen ik Sanne en Bas vertelde over Erik, was hun reactie vernietigend. ‘Je bent onze vader nog niet eens vergeten!’ riep Bas. Sanne huilde alleen maar. Mijn schoonzus Anneke belde me op: ‘Denk je wel aan wat mensen zullen zeggen? Je hebt Pieter nog geen vier jaar geleden begraven!’
Ik voelde me verscheurd tussen twee werelden: de wereld van mijn kinderen, waar rouw eeuwig moest duren, en de wereld van Erik, waar hoop voorzichtig weer wortel schoot.
Erik was geduldig. ‘Ze hebben tijd nodig,’ zei hij zacht als ik huilend in zijn armen lag. ‘Ze houden van je. Maar jij mag ook weer gelukkig zijn.’
Toch werd het steeds moeilijker om te kiezen. Op een avond zaten Sanne en Bas tegenover me aan tafel. ‘Mam,’ begon Sanne voorzichtig, ‘we willen niet dat je ongelukkig bent. Maar we zijn bang dat je jezelf kwijtraakt.’
‘Ik ben mezelf juist weer aan het vinden,’ antwoordde ik zacht.
Bas keek weg. ‘Het voelt gewoon… raar. Alsof papa er niet meer toe doet.’
‘Papa zal altijd bij ons zijn,’ zei ik met tranen in mijn ogen. ‘Maar ik ben nog niet dood.’
De weken daarna werd het contact stroever. Sanne kwam minder vaak langs; Bas stuurde alleen nog appjes over praktische zaken. Ik voelde me schuldig tegenover hen – maar ook tegenover mezelf als ik Erik afwees om hun goedkeuring.
Op een dag stond Erik voor mijn deur met een bos tulpen. ‘Kom,’ zei hij, ‘laten we naar het strand gaan.’ We liepen langs de branding bij Zandvoort, de wind trok aan onze jassen en het zand prikte in mijn gezicht. ‘Weet je wat het is?’ zei Erik terwijl hij mijn hand pakte. ‘We hebben allebei al zoveel verloren. Moeten we ons geluk dan ook nog laten afpakken?’
Die avond besloot ik dat ik niet langer wilde leven naar de verwachtingen van anderen. Ik nodigde Sanne en Bas uit voor een etentje bij mij thuis.
‘Ik hou van jullie,’ begon ik terwijl we aan tafel zaten. ‘En ik hou ook van papa – altijd. Maar ik wil niet alleen oud worden omdat jullie dat makkelijker vinden.’
Sanne keek me aan met betraande ogen. ‘We willen gewoon niet dat je weer pijn hebt.’
‘Dat begrijp ik,’ zei ik zacht. ‘Maar pijn hoort bij het leven – net als liefde.’
Langzaam begon er iets te veranderen tussen ons. Sanne stuurde een berichtje: ‘Mam, wil je volgende week samen lunchen?’ Bas vroeg of hij Erik eens mocht ontmoeten.
De eerste keer dat Erik bij ons thuis kwam eten was spannend. Hij bracht bloemen mee voor Sanne en een fles wijn voor Bas. Het gesprek was onwennig in het begin, maar toen Erik vertelde over zijn vrouw en hoe hij haar miste, zag ik iets zachts in de ogen van mijn kinderen.
Nu, maanden later, is alles nog steeds niet perfect – maar wel beter. Sanne belt vaker, Bas komt soms samen met zijn kinderen langs en Erik hoort er steeds meer bij.
Soms zit ik ’s avonds op de bank met een kop thee en denk ik aan Pieter – aan alles wat we samen deelden en alles wat ik nu opnieuw mag beleven met Erik.
Is het egoïstisch om opnieuw gelukkig te willen zijn? Of is het juist moedig om weer te durven liefhebben na zoveel verlies?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?