Na de dood van mijn man ontdekte ik zijn geheimen – en wie mij redde, had ik nooit verwacht
‘Mam, je moet nu echt iets eten.’ De stem van mijn dochter Marieke klinkt dof, alsof ze van heel ver komt. Ik staar naar het koude bord stamppot voor me, maar mijn handen trillen te erg om de vork vast te houden. Buiten tikt de regen tegen het raam, en in de verte hoor ik de kerkklok van ons dorpje Blaricum slaan. Edward is nu drie dagen dood.
‘Laat me gewoon even, Marieke,’ fluister ik. Mijn keel voelt dichtgeknepen. Ik hoor haar zuchten, haar voetstappen die wegsterven in de gang. De stilte die volgt is ondraaglijk.
Edward en ik waren bijna veertig jaar getrouwd. We hadden samen een huis opgebouwd, kinderen grootgebracht, gelachen om zijn flauwe grappen aan de keukentafel. Maar nu is hij weg – en met hem alles wat vertrouwd was. Ik voel me leeg, alsof iemand een gat in mijn borst heeft geslagen.
De volgende ochtend zit ik aan de keukentafel met een kop lauwe koffie als de bel gaat. Het is een man in pak, zijn gezicht strak en zakelijk. ‘Mevrouw Van Dijk? Ik ben meneer Smit van de Rabobank. Mag ik even binnenkomen?’
Mijn hart slaat over. ‘Waar gaat dit over?’ vraag ik, terwijl ik hem aarzelend binnenlaat.
Hij schuift een map over tafel. ‘Het spijt me u lastig te vallen op zo’n moment, maar uw man had aanzienlijke leningen uitstaan. We moeten het over de aflossing hebben.’
Ik voel hoe mijn handen klam worden. ‘Leningen? Edward heeft nooit iets gezegd…’
Meneer Smit kijkt me medelijdend aan. ‘Het spijt me echt, mevrouw. Maar het gaat om ruim 80.000 euro.’
De kamer draait om me heen. 80.000 euro? Hoe kan dat? Edward was altijd zo zuinig, zo voorzichtig…
Die avond zit ik met Marieke en mijn zoon Bas aan tafel. ‘We hebben schulden,’ zeg ik schor. ‘Heel veel schulden.’
Bas slaat met zijn vuist op tafel. ‘Waarom heeft hij dat nooit verteld? Waarom moest jij dit nu alleen oplossen?’
Marieke pakt mijn hand. ‘We komen hier samen doorheen, mam.’ Maar haar ogen zijn vochtig en onzeker.
De weken die volgen zijn een waas van papierwerk, telefoontjes en slapeloze nachten. Ik verkoop Edwards auto, zeg onze vakantie naar Texel af, probeer alles te regelen – maar het geld blijft als een donkere wolk boven ons hangen.
Op een avond vind ik in Edwards oude jaszak een briefje: “Bel Jan.” En daaronder een telefoonnummer. Jan… Jan wie? Ik weet niet waarom, maar iets in mij zegt dat ik moet bellen.
‘Met Jan,’ klinkt het aan de andere kant van de lijn. Zijn stem is warm, vertrouwd bijna.
‘U kent mij niet,’ begin ik aarzelend, ‘maar ik ben de vrouw van Edward Van Dijk. Ik vond uw nummer in zijn jas.’
Er valt een lange stilte. Dan zegt hij zacht: ‘Ik weet wie u bent, mevrouw Van Dijk. Wilt u afspreken?’
We spreken af in een café aan de rand van Hilversum. Jan is een man van rond de zestig, met vriendelijke ogen en ruwe handen. Hij bestelt koffie voor ons allebei.
‘Edward en ik waren vrienden sinds onze jeugd,’ begint hij. ‘We hebben samen veel meegemaakt – ook dingen waar u misschien niets van wist.’
Ik voel mijn hart bonzen. ‘Wat bedoelt u?’
Jan zucht diep. ‘Edward had problemen met zijn bedrijf. Hij heeft geld geleend bij mensen waar je beter geen zaken mee doet. Toen het misging, schaamde hij zich te erg om het u te vertellen.’
Tranen prikken achter mijn ogen. ‘Waarom heeft hij mij dit aangedaan?’
Jan legt zijn hand op de mijne. ‘Hij wilde u beschermen. Maar nu… nu moet u het oplossen.’
Ik vertel Jan over de schulden, over mijn wanhoop. Hij luistert zonder te oordelen.
‘Laat mij helpen,’ zegt hij uiteindelijk.
‘Hoe dan?’ vraag ik verbijsterd.
‘Ik heb nog wat spaargeld,’ zegt Jan zacht. ‘En Edward heeft mij ooit geholpen toen ik alles kwijt was na mijn scheiding. Dit is het minste wat ik kan doen.’
Ik wil weigeren – trots, schaamte – maar Jan staat erop.
De volgende weken helpt Jan me met het afbetalen van de grootste schuldeisers. Hij onderhandelt met de bank, belt met advocaten, regelt dingen waar ik geen verstand van heb.
Maar niet iedereen is blij met zijn hulp.
Op een avond komt Bas boos thuis. ‘Waarom laat je die vent alles regelen? Hij hoort niet bij onze familie!’
‘Bas… zonder Jan hadden we het huis moeten verkopen!’ probeer ik uit te leggen.
‘Misschien is dat wel beter dan afhankelijk zijn van een vreemde!’ schreeuwt Bas terug.
Marieke probeert te bemiddelen, maar de sfeer in huis wordt steeds grimmiger.
Op een dag staat mijn schoonzus Anja op de stoep. Ze kijkt me strak aan.
‘Weet je wel zeker dat Jan alleen maar helpt? Of verwacht hij straks iets terug?’ fluistert ze venijnig.
Ik voel hoe het wantrouwen zich als gif door mijn lijf verspreidt. Kan ik Jan vertrouwen? Of heeft Anja gelijk?
Die nacht lig ik wakker en denk aan Edward – aan al zijn geheimen, aan hoe weinig ik blijkbaar wist van de man met wie ik mijn leven heb gedeeld.
De volgende ochtend ga ik naar Jan toe.
‘Waarom doe je dit allemaal voor mij?’ vraag ik hem recht op de man af.
Hij kijkt me lang aan. ‘Omdat Edward mijn beste vriend was. Omdat jij niet moet boeten voor zijn fouten.’
‘En verder?’ dring ik aan.
Jan glimlacht droevig. ‘En omdat ik altijd een zwak voor je heb gehad, Els.’
Zijn woorden raken me als een mokerslag. Ik weet niet wat ik moet zeggen – boos worden? Hem omhelzen? Vluchten?
In plaats daarvan begin ik te huilen – eindelijk, na weken van vechten en overleven laat ik alles los.
Jan slaat zijn armen om me heen en laat me huilen tot er niets meer over is dan stilte.
Langzaam begint het leven weer vorm te krijgen. De schulden worden minder, Bas accepteert schoorvoetend Jans hulp, Marieke brengt weer bloemen mee uit haar tuin.
Maar soms, als ik alleen ben in onze lege slaapkamer, vraag ik me af: wie was Edward echt? En wie ben ík zonder hem?
Misschien is dat wel het grootste geheim: dat je iemand nooit helemaal kent – zelfs niet na veertig jaar samen.
Zou jij alles willen weten over je geliefde? Of is het soms beter om sommige geheimen te laten rusten?