“Mam, je hoeft niet altijd op te passen!” – Hoe ik mezelf verloor tussen liefde en verwachtingen

“Mam, kun je vanmiddag weer even op Daan passen? Ik heb een spoedoverleg op werk en Mark is nog onderweg.”

Ik kijk naar mijn telefoon. De app van mijn dochter, Anne, verschijnt met die bekende toon. Mijn vingers trillen een beetje als ik antwoord typ: “Natuurlijk, lieverd. Hoe laat breng je hem?”

Natuurlijk. Dat woord gebruik ik de laatste tijd wel erg vaak. Natuurlijk pas ik op. Natuurlijk haal ik hem van school. Natuurlijk kook ik voor jullie als jullie geen tijd hebben. Maar wanneer is het eigenlijk míjn tijd?

Het is nu drie jaar geleden dat ik voor het eerst oma werd. Ik weet het nog precies: de geur van pasgeboren baby, het zachte donshaartje op zijn hoofd, de eerste keer dat hij mijn vinger vastpakte. Ik voelde me herboren, alsof het leven me een tweede kans gaf om alles wat ik als jonge moeder gemist had, nu opnieuw te beleven – maar dan zonder de stress van slapeloze nachten en financiële zorgen.

Maar nu… nu voelt het alsof ik langzaam verdwijn in de verwachtingen van anderen. Mijn man, Kees, ziet het ook. “Je moet eens wat vaker ‘nee’ zeggen, Marja,” zegt hij dan zachtjes als we samen aan de koffie zitten. Maar hoe doe je dat tegen je eigen dochter?

Anne is altijd ambitieus geweest. Ze werkt als jurist bij een groot kantoor in Utrecht en haar man Mark is projectleider in de bouw. Ze hebben het druk, dat weet ik best. Maar soms lijkt het alsof ze vergeten zijn dat ik ook nog een leven heb.

Afgelopen week was het weer raak. Daan was ziek en kon niet naar de opvang. Anne belde me om zeven uur ’s ochtends op.

“Sorry mam, maar kun je hem echt niet nemen vandaag? Ik heb een belangrijke zitting en Mark kan echt niet thuisblijven.”

Ik voelde de paniek in haar stem, maar ook de vanzelfsprekendheid. Alsof het mijn taak was om altijd klaar te staan.

“Ja hoor, breng hem maar,” zei ik, terwijl ik mijn eigen plannen voor die dag – een museumbezoek met mijn vriendin Els – alweer in gedachten wegstreepte.

Toen Anne Daan kwam brengen, keek ze nauwelijks op van haar telefoon.

“Dank je mam! Je bent echt de beste,” zei ze vluchtig en gaf me een snelle kus op mijn wang.

Daan kroop meteen op schoot en vroeg om een boterham met hagelslag. Ik glimlachte naar hem, maar diep vanbinnen voelde ik me leeg.

Later die dag belde Els.

“Gaat het wel goed met je, Marja? Je klinkt zo moe de laatste tijd.”

Ik slikte. “Het is gewoon druk, Els. Met Daan en alles…”

“Maar wanneer doe je eens iets voor jezelf?” vroeg ze zacht.

Die vraag bleef hangen. Wanneer had ik voor het laatst iets gedaan wat alleen voor mij was? Niet voor Anne, niet voor Daan, niet voor Kees… gewoon voor mijzelf?

’s Avonds aan tafel probeerde ik het voorzichtig bij Kees aan te kaarten.

“Ik voel me soms meer oppas dan oma,” zei ik terwijl ik met mijn vork in de aardappels prikte.

Kees keek me aan met die warme blik die hij altijd heeft als hij zich zorgen maakt.

“Je mag best grenzen stellen, Marja. Anne redt zich heus wel.”

Maar dat geloofde ik niet. Of wilde ik niet geloven. Want wat als ze boos werd? Wat als ze vond dat ik haar in de steek liet?

De volgende dag stond Anne ineens onaangekondigd op de stoep.

“Mam, kun je morgen ook even oppassen? Ik weet dat het veel gevraagd is, maar…”

Ik voelde iets knappen in mij.

“Anne, ik kan niet altijd oppassen,” zei ik zacht maar beslist.

Ze keek me verbaasd aan. “Maar mam… dat is toch normaal? Dat oma’s helpen? Je vond het toch altijd leuk?”

Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen.

“Ja, maar ik heb ook een leven, Anne. Ik wil ook dingen doen die niets met oppassen te maken hebben.”

Ze zuchtte diep en keek weg.

“Jij had vroeger ook hulp nodig van oma,” zei ze koel.

“Dat klopt,” antwoordde ik. “Maar oma zei ook weleens nee.”

Het bleef even stil tussen ons. Daan kwam binnen gerend met zijn speelgoedauto’s en kroop op mijn schoot.

“Mama boos?” vroeg hij zachtjes.

“Nee hoor lieverd,” zei ik terwijl ik hem stevig vasthield. Maar vanbinnen voelde ik me verscheurd.

’s Nachts lag ik wakker naast Kees. Zijn ademhaling ging rustig op en neer terwijl mijn gedachten alle kanten op schoten. Was ik egoïstisch? Of was het juist egoïstisch van Anne om zoveel van mij te vragen?

De dagen daarna voelde alles anders. Anne appte minder vaak en als ze belde, klonk ze afstandelijker dan normaal. Ik miste haar, maar voelde ook een soort opluchting. Voor het eerst in jaren had ik een middag helemaal voor mezelf. Ik wandelde door het park, at een gebakje bij mijn favoriete bakker en las eindelijk dat boek dat al maanden op mijn nachtkastje lag.

Toch knaagde het schuldgevoel aan me. Tijdens een familie-etentje bij ons thuis probeerde ik het goed te maken.

“Anne, weet dat ik altijd van je hou en graag help,” begon ik voorzichtig terwijl we samen de vaat deden.

Ze keek me aan met vochtige ogen.

“Ik weet het mam… Het is gewoon zo moeilijk allemaal soms.”

Ik sloeg mijn arm om haar heen.

“We moeten allebei leren om beter voor onszelf te zorgen,” fluisterde ik.

Ze knikte langzaam en veegde snel een traan weg voordat Mark of Kees iets konden zien.

Sindsdien proberen we een nieuw evenwicht te vinden. Soms lukt het beter dan andere keren. Er zijn dagen waarop Anne weer meer vraagt dan goed voor me is – en dagen waarop ik eindelijk durf te zeggen: “Vandaag niet.”

Maar elke keer als Daan zijn armpjes om mijn nek slaat en fluistert: “Oma, jij bent lief,” weet ik weer waarom ik dit allemaal doe.

Toch vraag ik me soms af: waar ligt de grens tussen liefde geven en jezelf verliezen? En hoeveel mag je eigenlijk verwachten van elkaar binnen een gezin?