Altijd dacht ik dat ik een beste vriendin had – tot ik hoorde dat ik slechts een handige optie was
‘Dus eigenlijk was je er gewoon omdat het uitkwam?’
Mijn stem trilde, maar ik probeerde het niet te laten merken. Sanne keek me aan, haar blik schoot weg naar het raam van het kleine café aan de Oude Gracht. Buiten fietsten mensen gehaast voorbij, hun regenjassen opbollend in de gure Utrechtse wind. Maar binnen voelde het alsof de tijd even stilstond.
‘Het is niet zo simpel, Eva,’ zei ze zacht. ‘Je weet toch hoe het ging. Jij was er altijd, en dat was… makkelijk.’
Makkelijk. Dat woord sneed dieper dan ik ooit had verwacht. We kenden elkaar sinds de brugklas van het Stedelijk Gymnasium. Samen huiswerk maken, samen huilen om de eerste liefdesverdriet, samen dromen over reizen naar Parijs of Berlijn. Ik dacht altijd dat onze vriendschap iets bijzonders was – een anker in mijn soms chaotische leven.
Maar nu zat ik hier, tegenover haar, en voelde ik me plotseling een figurant in mijn eigen verhaal.
‘Dus al die keren dat je zei dat ik je beste vriendin was…’ Mijn stem brak. ‘Was dat gewoon omdat je niemand anders had?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Eva, je weet hoe druk het is geweest. Met mijn studie, met mijn ouders… Ik had gewoon niet de energie om nieuwe mensen te leren kennen.’
Ik dacht terug aan de avonden dat ik haar opving na weer een ruzie thuis. Haar vader, altijd streng, haar moeder die alles probeerde te sussen. Sanne logeerde dan bij mij, we aten tosti’s en keken slechte films. Ik dacht dat ik haar redder was – maar misschien was ik gewoon een toevluchtsoord, niet meer dan dat.
‘Weet je nog die keer dat we samen naar Lowlands gingen?’ probeerde ik. ‘Dat voelde voor mij als…’
Ze onderbrak me. ‘Voor mij was het vooral handig dat jij al kaartjes had geregeld.’
Het voelde alsof iemand een emmer ijskoud water over me heen gooide. Mijn handen trilden toen ik mijn koffie oppakte. Ik keek naar de melk die langzaam in het zwarte oppervlak draaide en vroeg me af hoe lang deze leugen al voortduurde.
Thuis wachtte mijn moeder op me. Ze had altijd haar twijfels gehad over Sanne. ‘Ze gebruikt je,’ zei ze soms als ze dacht dat ik het niet hoorde. Maar ik wilde haar niet geloven. Mijn moeder en ik hadden zelf ook onze strubbelingen – sinds papa weg was, was alles anders geworden.
Die avond zat ik aan de keukentafel, mijn telefoon lag voor me, Sanne’s naam nog zichtbaar in het scherm van ons laatste appje.
‘En? Hoe was het met Sanne?’ vroeg mijn moeder terwijl ze thee inschonk.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Gewoon. We hebben gepraat.’
Ze keek me aan met die blik die alles doorziet. ‘Je hoeft niet altijd sterk te zijn, Eva.’
Ik beet op mijn lip om de tranen tegen te houden. ‘Misschien ben ik gewoon niet zo belangrijk als ik dacht.’
Mijn moeder kwam naast me zitten en legde haar hand op de mijne. ‘Soms moet je mensen loslaten om jezelf te vinden.’
Die nacht lag ik wakker in mijn kleine kamer, luisterend naar het zachte getik van regen tegen het raam. Mijn gedachten draaiden rondjes: Had ik iets verkeerd gedaan? Was ik te aanwezig geweest? Of juist niet genoeg?
De dagen daarna probeerde ik Sanne te vermijden. Op de universiteit zag ik haar soms lopen met anderen – lachend, haar arm losjes om iemand heen geslagen. Het deed pijn om te zien hoe makkelijk ze zonder mij leek te kunnen.
Op een avond kreeg ik een berichtje van haar: ‘Kunnen we praten?’
Tegen beter weten in stemde ik toe. We spraken af in het park bij de singel, waar we vroeger urenlang konden zitten kletsen op een bankje onder de kastanjebomen.
‘Eva,’ begon ze, ‘het spijt me als ik je gekwetst heb. Maar soms groeien mensen uit elkaar.’
‘Dat snap ik,’ zei ik zacht. ‘Maar waarom deed je dan alsof alles goed was? Waarom liet je me geloven dat we…’
Ze zuchtte diep. ‘Omdat jij altijd zo sterk leek. Alsof jij mij niet nodig had, maar ik jou wel.’
Ik voelde woede opborrelen – niet alleen naar haar, maar ook naar mezelf. Waarom had ik nooit laten zien dat ook ík kwetsbaar was? Dat ook ík iemand nodig had?
Thuis barstte alles los toen mijn broer Daan onverwacht thuiskwam uit Groningen. Hij zag meteen dat er iets mis was.
‘Wat is er met jou?’ vroeg hij terwijl hij zijn jas over een stoel gooide.
‘Niks,’ mompelde ik.
‘Kom op, Eva. Je bent altijd degene die iedereen helpt, maar nu zie je eruit alsof je zelf hulp nodig hebt.’
Ik vertelde hem alles – over Sanne, over hoe leeg ik me voelde zonder haar vriendschap.
Daan knikte begrijpend. ‘Weet je nog toen papa vertrok? Jij was degene die ons allemaal bij elkaar hield. Maar wie hield jou vast?’
Zijn woorden raakten me meer dan ik wilde toegeven.
De weken daarna probeerde ik mezelf opnieuw uit te vinden. Ik begon vaker met studiegenoten af te spreken, zelfs al voelde het onwennig in het begin. Ik meldde me aan bij een vrijwilligersproject in de buurt – samen koken voor ouderen die zich eenzaam voelden.
Langzaam merkte ik dat er meer mensen waren die mij waardeerden om wie ík was, niet alleen om wat ik voor hen kon betekenen.
Op een dag kreeg ik een kaartje van Sanne: ‘Sorry voor alles. Ik hoop dat je gelukkig wordt – met of zonder mij.’
Ik glimlachte flauwtjes en legde het kaartje weg in een la vol oude herinneringen.
Soms denk ik nog aan haar – aan wie we waren en wie we misschien hadden kunnen zijn als dingen anders waren gelopen.
Maar misschien is dat wel wat volwassen worden betekent: leren loslaten wat je dacht nodig te hebben, om ruimte te maken voor wat écht belangrijk is.
Hebben jullie ooit iemand moeten loslaten waarvan je dacht dat die onmisbaar was? Of vraag je je soms ook af of mensen bij je blijven uit liefde of uit gemak?