Waarom hield mijn moeder zoveel van koken voor mijn man? Die ene nacht begreep ik het eindelijk

‘Waarom kook je altijd zijn lievelingseten, mam? Je weet dat ik niet eens van stamppot houd.’ Mijn stem trilde terwijl ik de keuken binnenstormde, de geur van sudderende rookworst drong mijn neusgaten binnen. Mijn moeder keek niet op van haar pan. ‘Omdat hij het waardeert, Lieke. En jij… jij bent altijd zo druk met je eigen dingen.’

Ik voelde de woede in mijn borst bonzen. Altijd dat verwijt. Altijd dat gevoel dat ik tekortschiet. Terwijl ik juist alles anders wilde doen dan zij: niet vastroesten in een rijtjeshuis in Amersfoort, niet elke dag dezelfde routine, niet elke week dezelfde boodschappen. Ik wilde reizen, de wereld zien, verdwalen in onbekende steden. Maar nu zat ik hier, getrouwd met Bas – een lieve, stabiele man die hield van voetbal op zondag en boerenkool met worst.

‘Misschien waardeer ik het ook wel als je eens iets voor mij maakt,’ snauwde ik. Mijn moeder zuchtte diep, haar schouders zakten. ‘Lieke, je begrijpt het niet. Je vader…’ Ze slikte haar woorden in en draaide zich om naar het aanrecht.

Bas kwam binnen, zijn gezicht open en vriendelijk zoals altijd. ‘Wat ruikt het hier lekker! Mam, u bent echt de beste kok van Nederland.’ Hij gaf haar een knuffel. Ik keek toe, een steek van jaloezie in mijn buik. Waarom voelde het alsof zij meer van hem hield dan van mij?

Die avond aan tafel was het gesprek stroef. Mijn moeder lachte om Bas’ grappen, vulde zijn bord bij, terwijl ze nauwelijks naar mij keek. Mijn vader mompelde iets over zijn werk bij de gemeente en verdween daarna naar de woonkamer om Studio Sport te kijken. Ik voelde me onzichtbaar.

Na het eten bleef Bas hangen om mijn moeder te helpen met de afwas. Ik hoorde hun stemmen zachtjes uit de keuken komen. ‘U doet zoveel voor ons,’ zei Bas. ‘Ik weet niet hoe u het allemaal volhoudt.’

‘Ach jongen,’ hoorde ik haar zeggen, ‘soms is zorgen voor anderen het enige wat je overeind houdt.’

Die nacht lag ik wakker naast Bas. Zijn ademhaling was diep en rustig. Mijn gedachten tolden. Waarom voelde ik me zo buitengesloten? Waarom leek mijn moeder meer verbonden met hem dan met mij? Was het omdat ik altijd weg wilde? Omdat ik nooit tevreden was met wat ik had?

De dagen daarna werd de spanning alleen maar erger. Mijn moeder nodigde ons steeds vaker uit voor het eten – altijd Bas’ favoriete gerechten. Ik probeerde gesprekken aan te knopen over reizen, over dromen, maar ze kapte me af: ‘Je moet ook eens leren genieten van wat je hebt, Lieke.’

Op een avond kwam ik onverwacht vroeg thuis van mijn werk. Het huis was stil. In de keuken hoorde ik stemmen – mijn moeder en Bas. Ik bleef in de gang staan, onzichtbaar achter de deur.

‘Ik weet niet hoe lang ik dit nog volhoud,’ zei mijn moeder zachtjes.

‘U hoeft het niet alleen te doen,’ antwoordde Bas. ‘We zijn er voor u.’

‘Jij wel,’ fluisterde ze. ‘Jij begrijpt het tenminste.’

Mijn hart bonsde in mijn keel. Waar hadden ze het over? Waarom deze vertrouwelijkheid?

Ik sloop naar boven, mijn hoofd vol vragen. Was er iets tussen hen? Was dit waarom ze zo close waren?

Die nacht kon ik niet slapen. De volgende ochtend confronteerde ik Bas tijdens het ontbijt.

‘Wat is er tussen jou en mijn moeder?’ vroeg ik scherp.

Hij keek me verbaasd aan. ‘Hoe bedoel je?’

‘Jullie zijn zo… intiem. Je vertelt haar dingen die je mij niet vertelt.’

Bas zuchtte en legde zijn hand op de mijne. ‘Lieke, jouw moeder is eenzaam. Je vader is er nooit echt voor haar geweest. Ze vindt troost in zorgen voor anderen – voor mij, voor jou als je het toelaat.’

Ik trok mijn hand terug. ‘En waarom vertel je mij dat niet?’

‘Omdat jij altijd weg wilt,’ zei hij zachtjes. ‘Je bent nooit echt hier.’

Zijn woorden sneden dieper dan ik had verwacht.

Die avond besloot ik met mijn moeder te praten. Ik vond haar in de tuin, starend naar de ondergaande zon.

‘Mam,’ begon ik aarzelend, ‘waarom voel ik me altijd zo buitengesloten?’

Ze keek me aan, haar ogen vochtig. ‘Omdat jij altijd verder wilt kijken dan wat je hebt, Lieke. Ik ben bang dat je op een dag vertrekt en nooit meer terugkomt.’

‘Maar waarom geef je Bas dan zoveel aandacht?’

Ze glimlachte droevig. ‘Omdat hij blijft.’

De stilte viel zwaar tussen ons.

‘Ik weet niet hoe ik moet blijven,’ fluisterde ik.

Ze pakte mijn hand vast. ‘Misschien kun je leren om soms even stil te staan.’

In de weken die volgden probeerde ik meer aanwezig te zijn – samen koken met mijn moeder, samen wandelen met Bas door het park, samen lachen om kleine dingen. Maar het voelde geforceerd, alsof ik een rol speelde die niet bij me paste.

Op een avond zat ik alleen op bed, kijkend naar foto’s van verre landen op mijn telefoon. De drang om te vertrekken was nog steeds sterk.

Toen hoorde ik beneden mijn moeder huilen. Ik sloop naar beneden en vond haar in de keuken, haar hoofd in haar handen.

‘Mam?’

Ze keek op, haar gezicht nat van de tranen.

‘Ik ben zo bang om alleen achter te blijven,’ snikte ze.

Ik knielde naast haar neer en sloeg mijn armen om haar heen.

‘Misschien moeten we allebei leren loslaten,’ fluisterde ik.

Die nacht begreep ik eindelijk waarom ze zoveel kookte voor Bas: hij was haar houvast in een wereld die steeds veranderde – net zoals reizen dat voor mij was.

Nu vraag ik me af: kun je ooit echt thuis zijn als je hart ergens anders ligt? Of moet je leren om op twee plekken tegelijk te leven?