Liefde op mijn oude dag: Wanneer je hart opnieuw begint te kloppen

‘Mam, je bent niet serieus, toch? Je bent geen zestien meer. Je bent een naïeve oude vrouw als je denkt dat dit echt is.’

De woorden van mijn zoon, Jeroen, snijden door me heen als een mes. Ik zit aan de keukentafel in mijn kleine appartement in Amersfoort, mijn handen trillend om de rand van mijn koffiekopje. Buiten regent het zachtjes; de druppels tikken ritmisch tegen het raam. Ik probeer zijn blik te vangen, maar hij kijkt weg, zijn kaken gespannen.

‘Jeroen, luister nou eens naar me. Het is niet zomaar iets. Ik voel me… levend. Voor het eerst in jaren.’ Mijn stem breekt. Ik weet dat ik niet moet huilen, niet nu, maar de tranen prikken achter mijn ogen.

Hij zucht diep en schudt zijn hoofd. ‘Mam, je bent tweeënzestig. Je werkt al twintig jaar bij hetzelfde bedrijf, je hebt je leven op orde. Waarom zou je alles overhoop gooien voor een man die je nauwelijks kent?’

Ik wil hem uitleggen dat het niet zomaar een man is. Dat het met Henk anders is. Maar hoe leg je uit dat je hart ineens weer klopt als een jonge meid? Hoe vertel je je volwassen zoon dat je nog steeds kunt dromen?

Het begon allemaal drie maanden geleden, op een maandag die net zo grijs was als alle andere maandagen. Ik was zoals altijd vroeg op kantoor bij het notariskantoor waar ik al jaren de personeelszaken doe. Mijn collega’s noemen me altijd ‘mevrouw Elsinga’, nooit gewoon ‘Marianne’. Altijd beleefd, altijd afstandelijk.

Die ochtend stond er een onbekende man bij de koffieautomaat. Hij had grijs haar, een vriendelijke glimlach en droeg een net iets te grote regenjas. ‘Goedemorgen,’ zei hij met een stem die verrassend warm klonk.

‘Goedemorgen,’ antwoordde ik, zoals ik altijd doe.

‘Ik ben Henk van Dijk, de nieuwe interim notaris.’ Hij stak zijn hand uit. Zijn handdruk was stevig, zijn ogen lachten.

Vanaf dat moment veranderde er iets. Henk was anders dan de andere mannen op kantoor: hij maakte grapjes, vroeg naar mijn weekendplannen, en luisterde echt als ik iets vertelde. We lunchten samen in het parkje achter het kantoor, waar hij me vertelde over zijn vrouw die jaren geleden was overleden en zijn dochter die in Groningen studeerde.

Langzaam maar zeker begon ik uit te kijken naar onze gesprekken. Ik merkte dat ik ’s ochtends langer voor de spiegel stond, dat ik weer lippenstift droeg. Mijn collega’s begonnen te fluisteren als we samen de lift instapten.

Op een vrijdagmiddag, toen iedereen al naar huis was, bleef Henk hangen bij mijn bureau. ‘Marianne,’ zei hij zachtjes, ‘zou je misschien een keer met me willen eten? Gewoon… als vrienden?’

Mijn hart sloeg over. Ik hoorde mezelf ja zeggen voordat ik erover na kon denken.

Het etentje was eenvoudig: kibbeling bij de viskraam op het Eemplein, gevolgd door een wandeling langs de grachten. We praatten urenlang over alles en niets. Toen hij me thuisbracht, gaf hij me een kus op mijn wang. Mijn wangen gloeiden nog uren na.

Vanaf dat moment zagen we elkaar vaker buiten het werk om. We gingen naar het theater in Utrecht, dronken wijn op zijn balkon terwijl de zon onderging boven de stad. Voor het eerst in jaren voelde ik me gezien, begeerd zelfs.

Maar toen kwam Jeroen erachter. Hij kwam onverwacht langs en vond Henk en mij samen aan tafel, lachend om een oude foto van mij als jonge vrouw op Texel.

‘Wat is dit?’ vroeg hij scherp.

‘Dit is Henk,’ zei ik zachtjes.

Jeroen keek Henk aan alsof hij hem wilde doorboren met zijn blik. ‘Mijn moeder is geen speeltje,’ beet hij hem toe.

Henk stond rustig op en stak zijn hand uit. ‘Aangenaam kennis te maken, Jeroen.’

Jeroen negeerde hem en draaide zich naar mij. ‘Mam, dit meen je niet.’

Die avond hadden we ruzie zoals we die in jaren niet hadden gehad. Jeroen schreeuwde dat ik dom was, dat ik mezelf voor schut zette, dat mensen zouden praten. Ik schreeuwde terug dat ik recht had op geluk, dat ik geen oude kastplant was die in een hoekje moest blijven staan tot ze doodging.

De dagen daarna was het stil tussen ons. Ik voelde me verscheurd tussen mijn zoon en mijn nieuwe liefde. Mijn dochter Sanne belde uit Rotterdam en zei: ‘Mam, als jij gelukkig bent, ben ik dat ook.’ Maar Jeroen bleef boos.

Op kantoor begonnen de roddels ook hun tol te eisen. Mijn collega’s keken me anders aan; sommige glimlachten stiekem als Henk en ik samen koffie haalden. De directiesecretaresse fluisterde tegen een ander: ‘Zou ze nou echt denken dat ze nog kans maakt?’

’s Nachts lag ik wakker en vroeg me af of ze gelijk hadden. Was ik gek geworden? Was dit allemaal een vergissing?

Henk merkte mijn twijfel en pakte op een avond mijn hand vast terwijl we samen naar het nieuws keken. ‘Marianne,’ zei hij zachtjes, ‘ik weet dat het moeilijk is. Maar ik ben niet van plan je pijn te doen. Je verdient het om gelukkig te zijn.’

Zijn woorden raakten me diep. Maar de angst bleef knagen: wat als Jeroen me nooit meer vergeeft? Wat als ik alles kwijtraak?

Op een dag stond Jeroen ineens voor mijn deur met zijn dochtertje Lotte aan de hand. Hij keek moe uit zijn ogen.

‘Mam,’ zei hij zachtjes, ‘ik wil niet dat we ruzie hebben.’

Ik knielde neer bij Lotte en streek haar haar uit haar gezichtje. ‘Oma is gewoon een beetje in de war geweest,’ fluisterde ik.

Jeroen zuchtte diep en ging aan tafel zitten. ‘Ik snap het gewoon niet,’ zei hij uiteindelijk. ‘Je was altijd zo… stabiel.’

‘Misschien was ik wel te stabiel,’ antwoordde ik eerlijk. ‘Misschien heb ik te lang gewacht met leven.’

We praatten urenlang die middag. Over papa die zo jong gestorven was, over hoe moeilijk het was om alleen verder te gaan, over hoe leeg het huis soms voelde als iedereen weg was.

Langzaam begon Jeroen te ontdooien. Hij vroeg voorzichtig naar Henk, stelde wat vragen over zijn werk en zijn verleden. Het was geen warm welkom, maar het was een begin.

De maanden daarna werden makkelijker. Henk werd steeds vaker uitgenodigd voor familiediners; Sanne vond hem meteen aardig (‘Hij lacht tenminste om je flauwe grappen, mam!’). Jeroen bleef afstandelijk maar beleefd.

Toch bleef er iets knagen: had ik het recht om zo egoïstisch te zijn? Om mijn kinderen te confronteren met hun moeder als verliefde vrouw?

Op een avond zat ik alleen op het balkon met een glas wijn in mijn hand en keek naar de lichtjes van de stad onder me.

Hebben we ooit echt controle over ons eigen geluk? Of is het leven gewoon één grote sprong in het diepe?

Wat zouden jullie doen als je hart opnieuw begint te kloppen – zelfs als iedereen zegt dat je gek bent?