Toen Oma Geen Tijd Had Voor Onze Baby: Maar Wel Voor Haar Dochter’s Kind

‘Waarom kan ze niet gewoon eerlijk zijn?’ Mijn stem trilt terwijl ik de vaatwasser uitruim. De borden kletteren iets te hard tegen elkaar. Mark, mijn man, zucht en wrijft over zijn slapen. ‘Misschien is ze echt moe, Sanne. Ze wordt ook ouder.’

Ik draai me om, mijn ogen prikken van de tranen die ik niet wil laten zien. ‘Ouder? Ze was vorige week nog op de fiets naar de markt, Mark! En nu kan ze niet eens een uurtje op onze zoon passen?’

Het is alsof er een muur tussen ons in staat sinds de geboorte van onze kleine Daan. Mijn schoonmoeder, Els, had altijd gezegd dat ze uitkeek naar haar eerste kleinkind. Ze had zelfs een wiegje opgeknapt dat nog van Mark was geweest. Maar toen Daan eenmaal geboren was, veranderde er iets. Ze kwam langs met bloemen en beschuit met muisjes, maar bleef nooit lang. ‘Ik ben zo moe, lieverd,’ zei ze dan. ‘Het is allemaal zo veel tegenwoordig.’

In het begin begreep ik het wel. Iedereen wordt ouder, en misschien was het moederschap van haar eigen kinderen ook zwaar geweest. Maar naarmate de weken verstreken en ik steeds vaker alleen met Daan zat, begon het te wringen. Mijn eigen moeder was jaren geleden overleden, dus ik had niemand anders om op terug te vallen.

De echte klap kwam toen Marks zus, Marloes, aankondigde dat ze zwanger was. Els straalde als nooit tevoren. Ze begon direct te breien aan een dekentje, maakte plannen voor een babyshower en bood zelfs aan om op te passen zodra de baby er was. ‘Ik wil Marloes echt helpen, ze heeft het zo nodig,’ zei ze tegen mij, zonder blikken of blozen.

Ik voelde me als een kind dat buitengesloten werd op het schoolplein. Mark probeerde het goed te praten: ‘Misschien voelt ze zich gewoon meer betrokken bij haar dochter.’ Maar ik zag aan hem dat hij het zelf ook moeilijk vond.

De maanden gingen voorbij. Daan zette zijn eerste stapjes zonder dat zijn oma erbij was. Ik stuurde foto’s en filmpjes, maar kreeg vaak alleen een duimpje terug. Ondertussen hoorde ik via via dat Els bijna dagelijks bij Marloes over de vloer kwam om te helpen met haar dochtertje, Lotte.

Op een regenachtige dinsdagmiddag barstte ik uit elkaar. Daan lag te slapen en ik zat met een kop lauwe thee aan tafel toen Mark thuiskwam van zijn werk. ‘Ik kan dit niet meer,’ zei ik zachtjes. ‘Het voelt alsof we niet belangrijk zijn.’

Mark keek me aan met diezelfde vermoeide blik die ik steeds vaker zag. ‘Ik weet het, Sanne. Ik voel het ook. Maar wat moeten we doen? Ze is mijn moeder…’

‘Misschien moet jij eens met haar praten,’ stelde ik voor. ‘Gewoon vragen waarom ze zo anders doet tegen ons dan tegen Marloes.’

Een week later zat Mark bij zijn moeder aan tafel in haar kleine appartement in Utrecht. Hij vertelde me later hoe hij het gesprek begon: ‘Mam, waarom help je Marloes wel met Lotte, maar heb je nooit tijd voor Daan gehad?’

Els had haar handen gevouwen op tafel en keek uit het raam. ‘Het is anders met een dochter,’ zei ze uiteindelijk zachtjes. ‘Jij hebt Sanne, en Sanne is sterk. Maar Marloes… die heeft mij meer nodig.’

Mark vertelde dat hij zich klein voelde worden, alsof hij weer een jongetje was dat om aandacht vroeg. ‘Maar mam,’ had hij gezegd, ‘wij hebben jou ook nodig gehad.’

Els haalde haar schouders op. ‘Het spijt me als jullie je buitengesloten voelen.’

Toen Mark thuiskwam, was hij stiller dan ooit. We zaten samen op de bank terwijl Daan met zijn blokken speelde op het kleed. ‘Ze gaat niet veranderen,’ zei hij uiteindelijk.

De weken daarna probeerde ik het los te laten, maar het bleef knagen. Op verjaardagen voelde ik me ongemakkelijk als Els uitgebreid vertelde over Lotte’s eerste lachje of hoe ze samen naar de kinderboerderij waren geweest. Over Daan vroeg ze nauwelijks iets.

Op een dag stond ik in de supermarkt toen ik Marloes tegenkwam met Lotte in de kinderwagen en Els naast haar, stralend als een zonnetje. Ze lachten samen om iets wat Lotte deed en zagen mij pas toen ik vlakbij was.

‘Hoi Sanne!’ riep Marloes vrolijk.

Els glimlachte ongemakkelijk en keek snel weg.

‘Hoe gaat het met Daan?’ vroeg Marloes beleefd.

‘Goed,’ antwoordde ik kortaf.

Die avond huilde ik voor het eerst sinds lange tijd in Marks armen. ‘Waarom ben ik niet goed genoeg? Waarom is mijn kind niet goed genoeg?’

Mark hield me stevig vast. ‘Het ligt niet aan jou of aan Daan. Het ligt aan haar.’

Toch bleef het gevoel van afwijzing hangen als een grijze wolk boven ons gezin.

Een paar maanden later werd Daan ziek – hoge koorts, slapjes, huilerig. Ik belde Els in paniek; misschien kon zij even oppassen zodat ik naar de huisarts kon gaan of gewoon even kon slapen.

‘Sorry Sanne,’ klonk haar stem kil door de telefoon, ‘ik voel me vandaag niet zo lekker.’

Diezelfde middag zag ik op Instagram een foto van Els en Lotte in de speeltuin.

Toen brak er iets in mij.

Ik besloot afstand te nemen – minder berichtjes sturen, geen uitnodigingen meer voor koffie of oppassen. Mark begreep het en volgde mijn voorbeeld.

Op Daan’s tweede verjaardag kwam Els langs met een cadeautje en bleef precies twintig minuten voordat ze doorging naar Marloes voor Lotte’s slaapje.

Na afloop keek Mark me aan en zei: ‘Misschien moeten we accepteren dat sommige mensen niet kunnen geven wat je nodig hebt – zelfs als ze familie zijn.’

Soms kijk ik naar Daan terwijl hij speelt en vraag ik me af wat hij zal onthouden van deze tijd – de liefde die wij hem geven of de leegte die zijn oma achterlaat.

Is het ooit mogelijk om familie los te laten zonder jezelf te verliezen? Of blijft er altijd iets knagen als je weet dat je kind minder krijgt dan een ander? Wat zouden jullie doen in mijn plaats?