Onder Mijn Dak, Achter Mijn Rug: Het Verraad van Mijn Beste Vriendin

‘Hoe kon je dit doen, Marloes? Hoe kon je?’ Mijn stem trilt, mijn handen klemmen zich om de rand van het aanrecht. Ik hoor het zachte tikken van de regen tegen het keukenraam, maar alles in mij schreeuwt. Marloes kijkt me aan, haar ogen groot, maar ik zie geen spijt. Alleen een soort vermoeidheid, alsof ík degene ben die haar iets heeft aangedaan.

‘Sanne, het is niet wat je denkt,’ zegt ze zacht. Maar ik weet beter. Ik heb de berichten gelezen. Ik heb hun blikken gezien, de kleine aanrakingen die ik eerst toeschreef aan vriendschap, aan dankbaarheid misschien. Maar nu weet ik: het was iets anders.

Het begon allemaal drie maanden geleden. Marloes stond op een koude dinsdagavond voor mijn deur, haar koffer in haar hand, haar gezicht nat van de regen en tranen. ‘Het is uit met Jeroen,’ snikte ze. ‘Ik heb niemand meer.’

Zonder aarzelen liet ik haar binnen. We waren al vriendinnen sinds de brugklas op het Stedelijk Gymnasium in Utrecht. We deelden alles: geheimen, dromen, zelfs onze eerste sigaret achter het fietsenhok. Natuurlijk zou ik haar helpen. Wat zijn vriendinnen anders voor?

Mijn man, Bas, was altijd vriendelijk tegen haar geweest. Hij vond haar grappig, een beetje chaotisch misschien, maar dat hoorde bij Marloes. Onze kinderen, Lotte en Bram, vonden het geweldig dat tante Marloes nu bij ons woonde. Ze bracht leven in huis – en ik genoot ervan om haar te helpen opkrabbelen.

Maar langzaam veranderde er iets. Bas bleef langer beneden als Marloes en ik wijn dronken aan de keukentafel. Soms ving ik een blik tussen hen op die ik niet kon plaatsen. ‘Je ziet spoken,’ zei ik tegen mezelf. ‘Bas zou zoiets nooit doen.’

Toch begon het te knagen. Op een avond kwam ik thuis van mijn werk – ik ben verpleegkundige in het Diakonessenhuis – en hoorde ik gelach uit de woonkamer. Bas en Marloes zaten samen op de bank, hun hoofden dicht bij elkaar boven een bordspel dat we al jaren niet meer hadden aangeraakt.

‘Gezellig gehad?’ vroeg ik luchtig.

‘Ja joh,’ zei Bas. ‘Marloes is echt fanatiek met Kolonisten van Catan.’

‘Dat weet ik,’ zei ik, maar er zat iets scherps in mijn stem dat ik niet kon onderdrukken.

De weken daarna werd het erger. Ik vond een sjaal van Marloes in onze slaapkamer. ‘Die was ik vergeten toen ik even iets kwam vragen,’ zei ze snel. Maar waarom lag hij dan op Bas’ nachtkastje?

Ik begon mezelf te verliezen in achterdocht. Mijn moeder merkte het op toen we samen koffie dronken in haar flatje in Overvecht.

‘Sanne, je ziet er moe uit,’ zei ze bezorgd.

‘Het is druk op werk,’ loog ik.

Maar de waarheid was dat ik ’s nachts wakker lag, luisterend naar hun stemmen beneden als ik zogenaamd sliep.

Op een avond kon ik het niet meer houden. Ik pakte Bas’ telefoon toen hij onder de douche stond. Mijn handen trilden zo erg dat ik bijna zijn pincode verkeerd intoetste.

De berichten waren er allemaal nog: ‘Ik mis je als je weg bent.’ ‘Je ruikt zo lekker.’ ‘Wanneer kunnen we weer alleen zijn?’

Mijn keel kneep dicht. Alles werd zwart voor mijn ogen.

Ik confronteerde Bas diezelfde avond. Hij ontkende eerst alles, maar toen hij zag dat ik de berichten had gelezen, zakte hij in elkaar op de bank.

‘Het spijt me, Sanne,’ fluisterde hij. ‘Het is gewoon… met jou is alles altijd zo serieus geworden. Met Marloes voel ik me weer jong.’

‘En wat voel ík dan?’ schreeuwde ik terug. ‘Wat moet ík nu?’

Marloes kwam de kamer binnen, haar gezicht bleek.

‘Sanne…’ begon ze, maar ik hield mijn hand op.

‘Ga weg,’ zei ik ijskoud. ‘Dit huis is niet groot genoeg voor ons drieën.’

Ze pakte haar spullen en vertrok diezelfde nacht. Bas bleef – voor de kinderen, zei hij – maar alles was anders geworden. We sliepen in aparte kamers. Lotte vroeg waarom papa en mama zoveel ruzie hadden. Bram huilde ’s nachts en kroop bij mij in bed.

Mijn moeder kwam vaker langs om te helpen met de kinderen en het huishouden. Ze zei: ‘Je moet sterk zijn voor Lotte en Bram.’ Maar hoe kon ik sterk zijn als alles wat vertrouwd was uit elkaar viel?

Op een dag stond Marloes weer voor de deur. Ze zag er slecht uit: wallen onder haar ogen, haar haren slordig in een staart.

‘Mag ik even met je praten?’ vroeg ze zacht.

Ik wilde nee zeggen, maar iets in haar blik hield me tegen.

We zaten zwijgend aan de keukentafel waar we ooit zoveel gelachen hadden.

‘Het spijt me echt, Sanne,’ zei ze uiteindelijk. ‘Ik weet niet wat me bezielde. Ik was zo eenzaam… En Bas was er gewoon altijd.’

‘Dat geeft je nog geen recht om mijn gezin kapot te maken,’ fluisterde ik.

Ze knikte en veegde een traan weg.

‘Ik ben alles kwijt,’ zei ze zacht.

‘Dat ben ik ook,’ antwoordde ik.

Na dat gesprek voelde ik me niet opgelucht, maar leeg. Alsof alles wat mij Sanne maakte – mijn vertrouwen, mijn warmte – ergens onderweg verloren was gegaan.

De weken werden maanden. Bas probeerde het goed te maken; hij kookte vaker, bracht bloemen mee uit de supermarkt, stelde voor om samen naar therapie te gaan. Maar elke keer als ik hem aankeek, zag ik Marloes’ gezicht voor me – en het mes dat ze in mijn rug had gestoken.

Op een dag vroeg Lotte: ‘Mama, komt tante Marloes nog terug?’

Ik slikte en keek haar aan.

‘Nee lieverd,’ zei ik zacht. ‘Soms doen mensen dingen die niet goed zijn voor anderen.’

Nu zit ik hier aan dezelfde keukentafel waar alles begon en eindigde. De regen tikt nog steeds tegen het raam. De kinderen slapen boven; Bas is naar zijn broer om te praten over “ons”.

Ik kijk naar mijn handen – dezelfde handen die ooit Marloes troostten, die Bas vasthielden tijdens onze bruiloft, die Lotte en Bram wiegden als baby’s.

Hoe kan het dat één keuze alles verandert? Hoe weet je ooit zeker wie je kunt vertrouwen?

Misschien is dat wel de grootste les: dat zelfs onder je eigen dak, achter je eigen rug, het verraad kan schuilen waar je het nooit verwachtte.

Zou jij iemand nog kunnen vergeven na zo’n verraad? Of is vertrouwen voorgoed verloren als het eenmaal gebroken is?