Mijn Vriendin Koos Voor Echtscheiding op Haar Oude Dag: Een Leven Tussen Stad en Stilte
‘Weet je wat het is, Els?’ Marleen’s stem trilde terwijl ze haar mok koffie stevig vasthield. ‘Ik kan het niet meer. Ik ben het zat om elke ochtend wakker te worden met het geluid van trams, de geur van uitlaatgassen, en een man die al jaren niet meer naar me omkijkt.’
Ik keek haar aan, mijn hart bonzend in mijn borst. We zaten aan haar keukentafel in Amsterdam-West, waar we als twintigers samen wijn dronken en droomden over de toekomst. Nu, veertig jaar later, was die toekomst een schim geworden. ‘Wat wil je dan, Marleen?’ vroeg ik zacht.
Ze zuchtte diep. ‘Ik wil vrijheid. Ik wil stilte. Ik wil eindelijk mezelf zijn, zonder dat ik rekening hoef te houden met zijn humeur of zijn onverschilligheid.’
De woorden hingen zwaar in de lucht. Ik wist dat haar huwelijk met Jan al jaren op losse schroeven stond. Sinds hun zoon Tom uit huis was gegaan, leefden ze als vreemden naast elkaar. Jan verdween steeds vaker naar zijn volkstuin of kroeg, kwam laat thuis, at zwijgend zijn bord leeg en verdween dan naar de logeerkamer.
‘En Tom?’ vroeg ik voorzichtig. ‘Hoe reageert hij?’
Marleen haalde haar schouders op. ‘Hij zegt dat hij het begrijpt. Maar ik zie de pijn in zijn ogen. Alsof ik hem iets afneem wat hij nooit echt heeft gehad: een warm gezin.’
Ik voelde een steek van herkenning. Mijn eigen huwelijk was ook niet bepaald een sprookje, maar ik hield vast aan de schijn van harmonie. Marleen durfde tenminste te kiezen.
‘Weet je nog,’ zei ze plotseling, ‘hoe we vroeger droomden van een huisje aan de rand van het bos? Met kippen en een moestuin?’
Ik glimlachte flauwtjes. ‘Dat was voordat we wisten hoe ingewikkeld het leven kon zijn.’
Ze lachte schor. ‘Misschien is het tijd om die droom alsnog waar te maken.’
Een week later stond ik samen met haar in een makelaarskantoor in Apeldoorn. De geur van vers gemalen koffie mengde zich met het parfum van de makelaar, een jonge vrouw met een strakke knot en een overdreven glimlach.
‘Dit huisje is perfect voor iemand die rust zoekt,’ zei ze terwijl ze ons foto’s liet zien van een vrijstaand huisje aan de rand van de Veluwe. ‘Veel groen, weinig buren, en toch niet te ver van de stad.’
Marleen’s ogen glansden. ‘Dit is het, Els. Hier ga ik opnieuw beginnen.’
Ik voelde jaloezie opborrelen, vermengd met angst. Wat als ze spijt kreeg? Wat als ze daar alleen zou vereenzamen?
De weken daarna waren een rollercoaster van emoties. Jan reageerde eerst gelaten toen Marleen hem vertelde dat ze wilde scheiden. ‘Moet je zelf weten,’ zei hij schouderophalend. Maar toen hij besefte dat het menens was, sloeg zijn onverschilligheid om in woede.
‘Dus je laat alles achter? Na al die jaren? Voor wat? Een hutje op de hei?’
Marleen bleef kalm. ‘Voor mezelf, Jan. Omdat ik niet langer wil leven alsof ik er niet toe doe.’
Hij gooide de deur dicht en verdween voor drie dagen. Tom belde me in paniek op. ‘Mam is helemaal in de war,’ zei hij. ‘Kun jij met haar praten?’
Ik ging naar haar toe en vond haar huilend op de bank, omringd door verhuisdozen en oude fotoalbums.
‘Ben ik egoïstisch, Els?’ snikte ze. ‘Had ik moeten blijven voor Tom? Voor Jan?’
Ik pakte haar hand. ‘Je hebt recht op geluk, Marleen. Ook nu nog.’
De verhuizing was zwaar. Marleen liet alles achter: haar vertrouwde buurt, haar vriendenkring, zelfs haar geliefde bakker op de hoek die altijd een extra krentenbol voor haar apart hield.
Op haar eerste avond in Apeldoorn belde ze me op.
‘Het is hier zo stil,’ fluisterde ze. ‘Ik hoor alleen de wind en af en toe een uil. Ik weet niet of ik ooit zal wennen.’
De maanden verstreken. Soms klonk ze opgewekt aan de telefoon: verhalen over haar moestuin, nieuwe buren die verse eieren kwamen brengen, wandelingen door het bos met haar hondje Saar.
Maar soms hoorde ik de twijfel in haar stem.
‘Els, denk je dat ik ooit weer echt gelukkig word? Of heb ik alles kapotgemaakt?’
Ondertussen liep mijn eigen huwelijk steeds stroever. Mijn man, Kees, werd stiller naarmate Marleen’s avontuur vorderde. Op een avond barstte hij uit:
‘Waarom praat je altijd over Marleen? Alsof zij het grote voorbeeld is! Denk je dat het gras groener is daar in Apeldoorn?’
Ik schrok van zijn felheid. ‘Misschien wel,’ zei ik zacht.
We zwegen allebei.
Op een regenachtige zondagmiddag reed ik naar Marleen toe. Ze stond in haar tuin, druipend nat maar stralend.
‘Kijk eens!’ riep ze terwijl ze een mand vol tomaten omhooghield. ‘Zelf gekweekt!’
We dronken thee onder de veranda terwijl de regen tikte op het dak.
‘Weet je wat het moeilijkste is?’ zei Marleen ineens. ‘De stilte hier dwingt me om naar mezelf te luisteren. In de stad kon ik altijd vluchten: naar werk, vrienden, winkels… Hier moet ik mezelf onder ogen komen.’
Ik knikte begrijpend.
‘En Jan?’ vroeg ik voorzichtig.
Ze haalde diep adem. ‘Hij belt soms. Hij klinkt verloren. Maar ik kan hem niet meer redden, Els.’
Tom kwam af en toe langs, maar bleef nooit lang.
‘Het voelt alsof ik hem ook kwijt ben,’ fluisterde Marleen eens terwijl we samen foto’s bekeken van vroeger: Tom als peuter op het strand van Zandvoort, Jan lachend naast hem.
‘Misschien komt hij terug,’ probeerde ik hoopvol.
Maar Marleen schudde haar hoofd. ‘Sommige dingen kun je niet lijmen.’
Toch zag ik haar langzaam veranderen: haar rug werd rechter, haar blik helderder. Ze vond nieuwe vrienden in het dorp: Anja van de bakkerij, die weduwe was; Henk van de fietsenwinkel, die haar leerde hoe je een band plakt; zelfs de norse buurman Koos groette haar inmiddels vriendelijk.
Op een avond zaten we samen bij het haardvuur.
‘Denk je dat ik ooit weer zal durven liefhebben?’ vroeg Marleen zacht.
Ik wist het antwoord niet.
Nu, twee jaar later, kijk ik terug op alles wat er gebeurd is. Marleen heeft haar plek gevonden tussen de bomen en de stilte. Jan woont nog steeds in Amsterdam-West; Tom pendelt tussen beide ouders maar lijkt zijn eigen weg te zoeken.
En ik? Ik vraag me af of ik ooit zo moedig zal zijn als zij.
Is vrijheid iets wat je moet bevechten? Of is het simpelweg durven kiezen voor jezelf – zelfs als dat betekent dat je alles achterlaat wat je kent?