Toen ik mijn zwangere vriendin niet wilde trouwen: Een familie in tweestrijd

‘Dus je denkt echt dat je hier zomaar onderuit komt, Daan?’ De stem van mijn vader, Kees, galmde door de kleine keuken van ons rijtjeshuis in Amersfoort. Mijn handen trilden terwijl ik naar de tafel staarde. Mijn moeder, Marjan, stond aan het aanrecht en deed alsof ze de vaatwasser uitruimde, maar ik zag haar schouders verstijven.

‘Ik ben gewoon nog niet klaar om te trouwen, pap,’ fluisterde ik. Mijn stem klonk schor, alsof ik al uren had gehuild. In werkelijkheid had ik de hele nacht wakker gelegen, starend naar het plafond, terwijl de woorden van Sophie – mijn vriendin – door mijn hoofd spookten: “Daan, ik ben zwanger.”

Kees sloeg met zijn vlakke hand op tafel. ‘Je bent volwassen genoeg om met Sophie naar bed te gaan, maar niet volwassen genoeg om verantwoordelijkheid te nemen? Wat zullen de buren wel niet denken?’

‘Het gaat toch niet om de buren!’ riep ik uit. Mijn stem brak. ‘Het gaat om mij. Om Sophie. Om het kind.’

Marjan draaide zich langzaam om. Haar blik was zachter dan die van Kees, maar haar ogen stonden vol zorgen. ‘Daan, lieverd… Je weet dat we altijd achter je staan. Maar dit… dit is niet niks.’

Ik voelde me verscheurd. Aan de ene kant was er de druk van mijn ouders – vooral van mijn vader, die altijd alles volgens het boekje wilde doen. Aan de andere kant was er mijn eigen angst. Angst voor het onbekende, voor het vaderschap, voor een leven dat ik nog niet had gekozen.

De weken daarna waren een waas van spanningen en gesprekken die nergens toe leidden. Sophie bleef bij haar ouders wonen, een paar straten verderop. We spraken elkaar elke dag, maar het voelde alsof er een onzichtbare muur tussen ons stond.

‘Wil je het kind houden?’ vroeg ik haar op een avond terwijl we samen op een bankje in het park zaten.

Ze keek me aan met rode ogen. ‘Ik weet het niet, Daan. Ik wil niet dat jij je gedwongen voelt. Maar ik kan het ook niet zomaar weg laten halen.’

Ik pakte haar hand vast, maar voelde me machteloos. Hoe kon ik haar steunen als ik zelf niet wist wat ik wilde?

Thuis werd de sfeer steeds grimmiger. Kees sprak nauwelijks nog tegen me, behalve als hij weer begon over trouwen en verantwoordelijkheid nemen. Marjan probeerde te bemiddelen, maar haar pogingen liepen vaak uit op ruzie.

Op een avond kwam mijn vader woedend thuis van zijn werk. Hij gooide zijn tas in de hoek en riep: ‘Dit kan zo niet langer! Morgen ga je met mij mee naar de ouders van Sophie. We gaan dit als volwassenen oplossen.’

Ik voelde paniek opkomen. ‘Pap, alsjeblieft…’

‘Nee Daan! Je hebt lang genoeg getwijfeld. Je gaat haar trouwen of je zoekt het maar uit!’

Die nacht lag ik wakker in bed. Ik dacht aan hoe alles ooit zo simpel was geweest: school, voetbal met vrienden, stiekem biertjes drinken in het park. Nu voelde alles zwaar en onomkeerbaar.

De volgende dag stond ik met lood in mijn schoenen voor het huis van Sophie’s ouders. Mijn vader belde aan; zijn gezicht strak van woede en schaamte.

Sophie’s vader, Henk, deed open. Hij keek ons zwijgend aan en liet ons binnen.

‘We moeten praten,’ begon Kees zonder omwegen.

Henk knikte langzaam. ‘Dat lijkt me verstandig.’

We gingen aan tafel zitten; Sophie zat er al, haar moeder naast haar met een hand op haar schouder.

‘Onze kinderen hebben een probleem veroorzaakt,’ zei Kees streng. ‘En ze moeten samen de verantwoordelijkheid nemen.’

Sophie’s moeder, Els, keek me aan met een mengeling van medelijden en teleurstelling. ‘Wat wil jij eigenlijk, Daan?’ vroeg ze zacht.

Ik voelde alle ogen op mij gericht. Mijn hart bonsde in mijn keel.

‘Ik weet het niet,’ stamelde ik. ‘Ik ben bang… Ik wil Sophie niet kwijt, maar ik weet niet of trouwen nu het juiste is.’

Henk zuchtte diep. ‘Jullie zijn jong. Maar dit is geen spelletje.’

Kees stond op en sloeg met zijn vuist op tafel. ‘Hij gaat haar trouwen! Punt uit!’

Sophie begon te huilen. Els sloeg haar armen om haar heen.

‘Misschien moeten we even apart praten,’ stelde Marjan voor.

Uiteindelijk zaten Sophie en ik samen in haar oude slaapkamer. De muren hingen nog vol foto’s van vakanties en vriendinnen.

‘Wat wil jij?’ vroeg ze zacht.

Ik keek haar aan en voelde tranen prikken achter mijn ogen. ‘Ik wil dat jij gelukkig bent. Maar ik ben zo bang dat we alles verpesten als we nu trouwen.’

Ze knikte langzaam. ‘Misschien moeten we gewoon eerlijk zijn tegen onze ouders en samen beslissen wat goed is voor ons.’

Die avond gingen we terug naar beneden en vertelden onze ouders dat we tijd nodig hadden – geen huwelijk uit dwang, geen beslissingen uit angst.

Kees was woedend en dreigde me uit huis te zetten als ik niet deed wat hij zei.

Marjan huilde stilletjes in de keuken.

De weken daarna waren een hel. Ik sliep op de bank bij een vriend; Sophie bleef thuis bij haar ouders die haar steunden maar ook hun zorgen hadden.

Langzaam groeide er iets tussen ons – geen zekerheid, maar wel eerlijkheid. We praatten urenlang over onze angsten en dromen.

Na drie maanden besloten we samen naar een maatschappelijk werker te gaan. Zij hielp ons om onze gevoelens te ordenen en praktische stappen te zetten.

We besloten het kind te houden – samen, maar zonder meteen te trouwen.

Toen we dit onze ouders vertelden, was er eerst ongeloof en woede – vooral bij Kees.

Maar na verloop van tijd begon hij te ontdooien. Toen onze dochter Lotte werd geboren, stond hij met tranen in zijn ogen naast mijn bed in het ziekenhuis.

‘Je bent toch volwassen geworden,’ fluisterde hij schor.

Nu, twee jaar later, wonen Sophie en ik samen in een klein appartementje aan de rand van de stad. Het is zwaar geweest – financieel, emotioneel – maar we hebben onze eigen keuzes gemaakt.

Soms vraag ik me af: Had ik sterker moeten zijn tegenover mijn vader? Of juist meer naar hem moeten luisteren? Wat betekent volwassen worden eigenlijk? Misschien is het wel gewoon: durven kiezen voor jezelf én voor elkaar.