Onder het Oppervlak van Stilte: Het Verhaal van een Moeder en haar Zoon
‘Tom, waarom laat je dit toe?’ Mijn stem trilt terwijl ik hem aankijk, zijn schouders gebogen boven de afwas. Het is zaterdagavond, de geur van gebakken ui hangt nog in de keuken. Tom kijkt niet op. ‘Mam, het is gewoon zo gelopen. Maak je geen zorgen.’
Maar ik maak me wel zorgen. Elke keer als ik op bezoek kom in hun rijtjeshuis in Amersfoort, zie ik hoe hij zich uit de naad werkt. De wasmand is altijd leeg, het aanrecht blinkend schoon, en mijn schoondochter, Anouk, zit meestal met haar laptop op de bank. ‘Ik heb het druk met werk, Marijke,’ zegt ze dan als ik iets opmerk. ‘Tom vindt het niet erg.’
Maar ik zie zijn ogen. De vermoeidheid die zich daar nestelt, het kleine zuchtje als hij weer opstaat om iets te pakken. Tom was altijd zo levendig, zo vol plannen. Nu lijkt hij steeds kleiner te worden in zijn eigen huis.
‘Je hoeft niet alles te doen, jongen,’ probeer ik voorzichtig. ‘Het moet wel eerlijk blijven.’
Hij glimlacht flauwtjes. ‘Het is goed zo, mam.’
’s Avonds lig ik wakker. Mijn man Henk snurkt zacht naast me. Ik draai me om, staar naar het plafond en voel de machteloosheid als een steen op mijn borst drukken. Moet ik me er niet mee bemoeien? Of maak ik het alleen maar erger?
De volgende dag besluit ik het gesprek aan te gaan met Anouk. Ik bel aan, hoor haar voetstappen op het laminaat. Ze opent de deur met een glimlach die niet haar ogen bereikt.
‘Marijke! Kom binnen.’
Ik ga zitten aan de keukentafel, kijk hoe Tom alweer koffie zet. ‘Anouk,’ begin ik voorzichtig, ‘ik zie dat Tom veel doet in huis. Misschien kunnen jullie het wat meer verdelen?’
Ze lacht kort. ‘Tom vindt het fijn om bezig te zijn. En ik werk fulltime, dus het is logisch dat hij wat meer doet.’
‘Maar hij werkt toch ook?’
Ze haalt haar schouders op. ‘Hij werkt minder uren dan ik.’
Tom zet de koffie neer en kijkt naar zijn handen. Ik voel een kloof groeien tussen mij en Anouk, een onzichtbare muur van onbegrip.
De weken gaan voorbij. Tom belt minder vaak. Als ik hem spreek, klinkt hij afwezig. ‘Druk, mam,’ zegt hij dan. ‘Alles gaat goed.’ Maar ik hoor het verdriet in zijn stem.
Op een avond belt hij onverwacht aan bij ons thuis. Zijn ogen zijn rood, zijn jas nat van de regen.
‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik bezorgd.
Hij zucht diep. ‘Ik weet het niet meer, mam. Alles wat ik doe is nooit genoeg. Anouk zegt dat ik zeur als ik vraag om hulp. Ze zegt dat ik niet ambitieus genoeg ben.’
Ik sla mijn armen om hem heen en voel hoe hij trilt.
‘Je bent goed zoals je bent, Tom,’ fluister ik.
Henk komt binnen en legt een hand op Toms schouder. ‘Je hoeft je niet te laten kleineren, jongen.’
Tom knikt langzaam. ‘Ik wil niet dat jullie ruzie krijgen met Anouk.’
‘Het gaat nu even om jou,’ zeg ik zacht.
De dagen daarna probeer ik contact te zoeken met Anouk. Ze reageert kortaf op mijn berichten. Op een zondagmiddag komt ze langs, haar gezicht strak.
‘Marijke, ik waardeer je bezorgdheid, maar dit is tussen Tom en mij. Je moet je er niet mee bemoeien.’
Ik voel me klein worden, alsof ik weer een kind ben dat op haar plek wordt gezet.
‘Ik wil alleen dat Tom gelukkig is,’ zeg ik zacht.
Ze zucht diep. ‘We hebben onze eigen manier van dingen doen.’
Na haar vertrek blijft er een ijzige stilte achter in huis.
Tom lijkt zich steeds meer terug te trekken. Hij komt minder vaak langs, belt nauwelijks nog. Op zijn verjaardag stuur ik een berichtje: ‘Gefeliciteerd lieve Tom! Ik hou van je.’ Geen reactie.
’s Nachts huil ik stilletjes in mijn kussen. Henk probeert me te troosten, maar ook hij weet niet wat te doen.
Op een dag krijg ik een telefoontje van Toms beste vriend, Bas.
‘Marijke, maak je je ook zorgen om Tom? Hij komt nooit meer naar voetbal en reageert nergens op.’
Mijn hart slaat over. ‘Ja Bas… Ik weet niet wat er aan de hand is.’
‘Misschien moet iemand met hem praten,’ zegt Bas aarzelend.
Ik besluit langs te gaan zonder aankondiging. Als Anouk open doet, kijkt ze me kil aan.
‘Tom slaapt nog,’ zegt ze kortaf.
‘Mag ik even met hem praten?’
Ze zucht en draait zich om zonder antwoord.
Ik loop naar boven en vind Tom in bed, onder de dekens verstopt.
‘Tom… lieverd…’
Hij draait zich langzaam om, zijn ogen dof.
‘Ik weet niet meer wie ik ben, mam,’ fluistert hij.
Mijn hart breekt in duizend stukjes.
‘Je hoeft dit niet alleen te dragen,’ zeg ik zachtjes.
We praten urenlang. Over zijn dromen die vervaagd zijn, over hoe hij zich gevangen voelt in verwachtingen die niet de zijne zijn.
‘Ik wil haar niet kwijt,’ zegt hij uiteindelijk zachtjes. ‘Maar ik wil mezelf ook niet kwijt.’
Die woorden blijven bij me hangen als ik naar huis fiets door de regen.
De weken daarna zoekt Tom hulp bij een coach via zijn werk. Langzaam zie ik weer lichtjes in zijn ogen verschijnen als we elkaar spreken tijdens wandelingen door het bos bij Soestduinen.
Anouk blijft afstandelijk tegen mij, maar Tom lijkt sterker te worden in zijn keuzes.
Op een dag zegt hij: ‘Mam… dankjewel dat je bleef vragen hoe het echt met me ging.’
Ik glimlach door mijn tranen heen.
Soms vraag ik me af: wanneer moet je loslaten als ouder? En wanneer moet je juist blijven vechten voor het geluk van je kind? Wat zouden jullie doen als je zag dat iemand van wie je houdt zichzelf kwijtraakt in een relatie?