“Ik ben geen dienstmeisje meer: het moment waarop ik eindelijk voor mezelf koos”
‘Marjan, kun je vanavond oppassen op de kinderen?’, klinkt de stem van mijn dochter Anne door de telefoon. Ik kijk naar het scherm, zie haar naam oplichten, en voel een steek van vermoeidheid. ‘Mam? Ben je daar nog?’
‘Ja, ik ben er,’ zeg ik zacht. Maar in mijn hoofd schreeuwt iets: Waarom altijd ik? Waarom belt ze nooit haar vader? Of haar broer? Waarom ben ik altijd degene die alles moet oplossen?
Het is niet de eerste keer deze week. Gisteren vroeg mijn zoon Erik of ik zijn was kon doen omdat zijn wasmachine stuk was. Vorige week stond mijn man Jan ineens met een stapel papieren voor mijn neus: ‘Kun jij dit even uitzoeken, schat?’ En dan heb ik het nog niet eens over mijn moeder, die elke maandag belt met haar boodschappenlijstje.
Ik ben 62 jaar en mijn leven draait nog steeds om anderen. Altijd klaarstaan, altijd paraat. Ik weet niet eens meer wanneer ik voor het laatst iets voor mezelf heb gedaan. Wanneer heb ik voor het laatst een boek gelezen zonder na vijf minuten in slaap te vallen? Wanneer heb ik voor het laatst een wandeling gemaakt zonder haast, zonder doel?
‘Mam, kun je nou of niet?’ Anne’s stem klinkt ongeduldig. Ik slik. ‘Nee, Anne. Ik kan vanavond niet.’
Het is stil aan de andere kant van de lijn. ‘Oh… oké. Is er iets?’
‘Nee, er is niets. Ik wil gewoon even… rust.’
Ze zucht. ‘Nou ja, dan vraag ik wel iemand anders.’
Ik leg de telefoon neer en voel me schuldig. Maar tegelijkertijd voel ik iets anders: opluchting. Het is de eerste keer in jaren dat ik gewoon nee heb gezegd.
Die avond eet ik alleen. Geen geroezemoes aan tafel, geen vragen over werk of school, geen discussies over wie de afwas doet. Alleen stilte. Ik proef mijn eten echt, voel hoe de smaken zich verspreiden in mijn mond. Ik hoor het tikken van de klok, het zachte gezoem van de koelkast. Mijn gedachten zijn luid, maar voor het eerst in lange tijd zijn ze van mij.
De dagen daarna merk ik dat het moeilijk is om deze nieuwe grens vast te houden. Jan kijkt me verbaasd aan als ik zeg dat hij zijn eigen papieren maar moet uitzoeken. ‘Maar jij bent daar toch veel beter in?’ zegt hij.
‘Misschien,’ antwoord ik, ‘maar jij kunt het ook leren.’
Hij moppert wat, maar uiteindelijk gaat hij aan de slag. Het duurt uren en hij maakt fouten, maar hij doet het wel.
Mijn moeder belt weer op maandag. ‘Marjan, kun je even boodschappen doen? Ik heb zo’n last van mijn knie.’
‘Mam, ik kan deze week niet,’ zeg ik voorzichtig.
‘Maar wie moet het dan doen?’
‘Misschien kun je vragen of buurvrouw Els je helpt? Of misschien kan Erik een keer gaan?’
Ze is even stil. ‘Nou ja… ik zal het proberen.’
Het voelt vreemd om niet meteen in actie te schieten. Alsof ik faal als dochter, als moeder, als vrouw. Maar tegelijkertijd voel ik dat er ruimte ontstaat. Ruimte voor mezelf.
Op een woensdag besluit ik naar het strand te gaan. Alleen. Ik pak mijn fiets en rijd langs de duinen, de wind waait door mijn haren en ik adem diep in. Het zoute water ruikt naar vrijheid.
Op het strand ga ik zitten en kijk naar de golven. Mijn gedachten dwalen af naar vroeger.
Ik was twintig toen ik Jan ontmoette op een feestje in Haarlem. Hij was charmant, grappig en wist precies wat hij wilde: een groot gezin, een huis vol leven. Ik vond het heerlijk om voor hem te zorgen, om samen te dromen over de toekomst.
Toen Anne werd geboren, voelde ik me compleet. Maar al snel kwam Erik erbij en werd het drukker en drukker. Jan werkte veel, dus alles kwam op mij neer: de kinderen, het huishouden, de administratie.
‘Je doet het geweldig,’ zei iedereen altijd. ‘Wat zou Jan zonder jou moeten?’
En dus ging ik door. Ook toen Jan zijn baan verloor en maandenlang thuis zat, bleef ik alles draaiende houden. Ook toen Anne puberde en nachtenlang niet thuis kwam, was ik degene die wakker bleef tot ze veilig binnen was.
Nu zijn ze volwassen en nog steeds bellen ze mij als er iets is. Alsof ze niet weten hoe ze hun eigen problemen moeten oplossen.
Op het strand voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Niet van verdriet, maar van opluchting. Voor het eerst besef ik dat ik ook iemand ben buiten hun moeder of vrouw zijn om.
Die avond bel ik Anne terug.
‘Hoi mam,’ zegt ze voorzichtig.
‘Hoi lieverd. Hoe is het gegaan gisteren?’
‘Het ging prima hoor. Peter’s moeder kon oppassen.’
Ik glimlach. ‘Zie je wel? Het komt altijd goed.’
Ze lacht zachtjes. ‘Ja… mam?’
‘Ja?’
‘Ben je boos op me?’
‘Nee kind, helemaal niet. Maar ik moet leren om ook aan mezelf te denken.’
Ze is even stil. ‘Dat snap ik wel… denk ik.’
‘Dat hoop ik.’
De dagen worden weken en langzaam verandert er iets in huis. Jan begint zelf zijn afspraken te regelen en vraagt minder vaak om hulp. Erik komt langs met een bos bloemen en zegt: ‘Mam, bedankt dat je er altijd bent geweest… maar je hoeft niet alles meer voor me te doen.’
Mijn moeder moppert nog steeds, maar ze belt nu ook weleens Els of een andere buurvrouw.
En ik? Ik lees boeken in de tuin, ga naar yogales met buurvrouw Karin en maak lange wandelingen door het bos.
Soms voel ik me nog schuldig als ik nee zeg. Maar steeds vaker voel ik trots.
Op een avond zit ik met Jan op de bank.
‘Je bent veranderd,’ zegt hij.
‘Is dat erg?’ vraag ik.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee… eigenlijk niet. Misschien moest het ook wel eens.’
Ik glimlach en leg mijn hand op de zijne.
Nu weet ik wat het betekent om tijd voor mezelf te hebben. Om mezelf niet langer weg te cijferen voor anderen.
Soms vraag ik me af: waarom heb ik dit niet eerder gedaan? Hoeveel vrouwen zoals ik lopen er nog rond die zichzelf vergeten?
Wat denken jullie: wanneer is het moment gekomen om eindelijk voor jezelf te kiezen?