Mijn schoonmoeder zegt dat ze haar kleinkinderen mist, maar wil nooit oppassen
‘Nee hoor, deze zaterdag kan ik écht niet, Sanne. Ik heb al met de bridgeclub afgesproken.’
Ik hoor haar stem nog nagalmen in mijn hoofd terwijl ik de telefoon neerleg. Mijn schoonmoeder, Els, is een vrouw die altijd met een glimlach binnenkomt, haar armen wijd open voor een knuffel met de kinderen. Maar zodra ik haar vraag om op te passen, lijkt er altijd iets tussen te komen. Het is bijna lachwekkend, als het niet zo frustrerend was.
‘Ze zegt altijd dat ze de kinderen zo mist,’ zucht ik tegen mijn man, Jeroen, terwijl ik de vaatwasser uitruim. ‘Maar als ik haar vraag om te helpen, heeft ze ineens een volle agenda.’
Jeroen haalt zijn schouders op. ‘Mam is gewoon druk. Ze bedoelt het niet slecht.’
Maar ik weet beter. Of misschien wil ik gewoon geloven dat er meer achter zit. Want hoe kan iemand die zo vaak zegt dat ze haar kleinkinderen mist, nooit tijd maken om echt bij ze te zijn?
Het begon allemaal toen onze oudste, Lotte, werd geboren. Els stond vooraan in het ziekenhuis, tranen in haar ogen. ‘Wat een wondertje! Ik kan niet wachten om haar op te zien groeien,’ zei ze toen. Maar naarmate de maanden verstreken, werd het duidelijk dat haar liefde vooral bestond uit foto’s sturen naar haar vriendinnen en verhalen vertellen op verjaardagen. Oppassen? ‘Nee joh, daar ben ik te oud voor,’ lachte ze dan.
Toen onze tweede kwam, Daan, hoopte ik dat het anders zou worden. Twee kinderen is immers drukker dan één. Maar het patroon herhaalde zich. ‘Ik zou zo graag willen helpen, maar ik heb al beloofd met Marijke naar het museum te gaan.’ Of: ‘Mijn rug speelt weer op, Sanne. Misschien een andere keer?’
Het werd een running gag onder mijn vriendinnen. ‘Heeft Els weer een smoesje?’ lachten ze als ik vertelde dat mijn plannen weer in het water vielen.
Maar voor mij was het geen grap meer. Ik voelde me in de steek gelaten. Niet alleen door Els, maar ook door Jeroen, die haar altijd verdedigde. ‘Ze is gewoon wie ze is,’ zei hij dan.
Op een dag barstte de bom. Het was een regenachtige donderdagmiddag en ik moest onverwacht overwerken. Ik belde Els in paniek.
‘Mam, kun je alsjeblieft even op Lotte en Daan passen? Het is echt dringend.’
Haar antwoord kwam zonder aarzeling: ‘Nee Sanne, ik heb vanavond yoga. Dat kan ik niet afzeggen.’
Ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen. ‘Het is één keer, Els! Eén keer vraag ik je om echt te helpen!’
Er viel een stilte aan de andere kant van de lijn.
‘Sanne… je weet dat ik niet zo goed ben met kleine kinderen. En bovendien…’
‘Bovendien wat?’ snauwde ik.
‘Ik voel me gewoon niet op mijn gemak als jij er niet bent.’
Ik hing op zonder iets te zeggen. Die avond kwam Jeroen thuis en vond me huilend aan de keukentafel.
‘Dit kan zo niet langer,’ snikte ik. ‘Ik voel me zo alleen in dit alles.’
Jeroen sloeg zijn armen om me heen, maar zijn blik was afwezig. ‘Misschien moeten we minder van haar verwachten.’
Maar hoe doe je dat? Hoe verwacht je minder van iemand die altijd beweert dat ze zoveel van je kinderen houdt?
De weken daarna probeerde ik afstand te nemen van Els’ woorden. Ik glimlachte beleefd als ze weer vertelde hoe erg ze Lotte en Daan miste. Maar vanbinnen kookte ik.
Op Lotte’s vijfde verjaardag kwam alles tot een hoogtepunt. Els arriveerde met een grote doos Lego en een nog grotere glimlach.
‘Wat worden ze groot hè? Ik mis ze zo als ik ze niet zie!’ zei ze tegen iedereen die het horen wilde.
Ik kon het niet laten en trok haar even apart in de keuken.
‘Els, waarom zeg je steeds dat je ze mist als je nooit tijd maakt om echt bij ze te zijn?’
Ze keek me aan met grote ogen. ‘Sanne… ik bedoel het echt goed. Maar oppassen… dat is gewoon niet mijn ding. Ik ben bang dat er iets gebeurt als jij er niet bent.’
‘Maar je hebt zelf drie kinderen grootgebracht!’ riep ik uit.
Ze zuchtte diep. ‘Dat was vroeger. Nu ben ik moe. En eerlijk gezegd… soms voel ik me overbodig bij jullie thuis.’
Die woorden kwamen aan als een klap in mijn gezicht.
‘Overbodig? Hoe kun je overbodig zijn als we je juist vragen om te helpen?’
Els keek naar haar handen. ‘Jullie hebben alles zo goed voor elkaar. Jullie hebben elkaar niet nodig zoals ik vroeger mijn moeder nodig had.’
Voor het eerst zag ik iets anders in haar ogen dan gemakzucht: onzekerheid.
Die avond praatte ik lang met Jeroen.
‘Misschien moeten we haar laten weten dat we haar echt nodig hebben,’ zei hij zachtjes.
Dus schreef ik Els een brief. Geen verwijten, alleen eerlijkheid over hoe moeilijk het soms is en hoeveel het zou betekenen als ze er af en toe voor ons kon zijn.
Een week later stond ze onverwacht voor de deur.
‘Mag ik vandaag op Lotte en Daan passen? Gewoon… omdat ik het wil proberen?’
Die middag hoorde ik haar lachen met de kinderen vanuit de woonkamer terwijl ik eindelijk even tijd had voor mezelf.
Het is nooit perfect geworden tussen ons. Soms zegt ze nog steeds af, soms zoekt ze excuses. Maar soms probeert ze het ook echt.
En misschien is dat alles wat je kunt vragen van familie: dat ze proberen.
Vraag ik soms teveel? Of verwachten we allemaal stiekem iets van elkaar wat we zelf niet kunnen geven?