Dertig Jaar Geleden Zorgde Ik Voor Vijf Kinderen: Nu Wil Niemand Ons Helpen
‘Waarom belt niemand terug?’, fluister ik in de lege keuken, terwijl de regen zachtjes tegen het raam tikt. Mijn handen trillen als ik de telefoon neerleg. Weer voicemail. Weer geen antwoord. Vroeger, toen het huis nog vol was met kinderstemmen, kon ik me niet voorstellen dat stilte zo zwaar kon wegen.
‘Heb je het weer geprobeerd, Anneke?’ vraagt Kees, mijn man, vanuit de woonkamer. Zijn stem klinkt moe, gebroken bijna. ‘Ja,’ antwoord ik zacht. ‘Niemand neemt op.’
Dertig jaar geleden was ons huis in Amersfoort een chaos van speelgoed, ruzies om wie het laatste koekje kreeg en natte jassen aan de kapstok. Ik was moeder van vijf: Marieke, onze oudste dochter, altijd koppig en slim; Jeroen, de dromer; Bas, die altijd lachte; Sophie, gevoelig en stil; en Tom, onze jongste, die alles nadeed wat zijn broers deden. Kees werkte als leraar op de basisschool om de hoek. Ik werkte parttime in de bibliotheek, maar mijn echte baan was thuis: zorgen, troosten, luisteren, koken.
‘Mam, waarom mag Marieke wel naar het feestje en ik niet?’ Jeroen stond met gebalde vuisten voor me. ‘Omdat jij vorige week nog straf had,’ zei ik streng, maar mijn hart brak bij zijn teleurgestelde blik. ‘Het is niet eerlijk!’ riep hij en stormde naar boven. Marieke keek me aan met die blik die alleen puberdochters kunnen hebben: een mengeling van minachting en verdriet. ‘Je snapt er niks van,’ zei ze zachtjes.
Er waren zoveel van dat soort momenten. Kleine conflicten die zich opstapelden tot muren tussen ons in. Toen ze ouder werden, werden de ruzies heftiger. Marieke wilde rechten studeren in Groningen, ver weg van huis. ‘Ik wil niet blijven hangen in deze suffe stad,’ zei ze tijdens het avondeten. Kees probeerde haar te overtuigen om dichterbij te blijven, maar ze luisterde niet.
Sophie trok zich steeds meer terug naarmate ze ouder werd. Ze zat uren op haar kamer met haar boeken en muziek. Soms hoorde ik haar huilen door de muur heen. Ik klopte dan op haar deur: ‘Sophie? Gaat het?’ Maar ze deed nooit open.
De jongens waren druk met voetbal en vrienden. Bas kwam vaak te laat thuis en Tom volgde hem overal. Jeroen was altijd bezig met zijn gitaar en droomde van een leven als muzikant. ‘Je moet iets degelijks kiezen,’ zei Kees vaak tegen hem. ‘Muziek is geen toekomst.’
Nu zijn ze allemaal volwassen. Marieke is advocaat in Rotterdam, getrouwd met een man die we nauwelijks kennen. Sophie woont in Utrecht en werkt als psycholoog, maar belt zelden. Jeroen is muzikant geworden – tegen alle verwachtingen in – maar reist veel en lijkt altijd haast te hebben als hij belt. Bas woont in Eindhoven met zijn vriendin; Tom is verhuisd naar Amsterdam en werkt bij een start-up.
De eerste jaren nadat ze uit huis gingen, probeerden we contact te houden. We stuurden appjes, belden op verjaardagen, nodigden ze uit voor etentjes. Maar steeds vaker kwam er een excuus: ‘Druk met werk’, ‘We hebben al plannen’, ‘Misschien volgende maand’. De WhatsApp-groep die ik ooit aanmaakte om iedereen op de hoogte te houden, is nu vooral stil.
Afgelopen kerst zaten Kees en ik alleen aan tafel. De kalkoen bleef half onaangeroerd liggen. Ik keek naar de lege stoelen en voelde een steek van verdriet. ‘Misschien moeten we accepteren dat ze hun eigen leven hebben,’ zei Kees voorzichtig. Maar ik kon het niet loslaten.
Vorige maand werd Kees ziek. Zijn hart werkt niet meer zoals het hoort; hij heeft hulp nodig bij simpele dingen als traplopen of boodschappen doen. Ik ben zelf ook niet meer zo sterk als vroeger – mijn rug doet pijn en mijn energie is op sommige dagen ver te zoeken.
‘We moeten het ze vertellen,’ zei ik tegen Kees toen we terugkwamen uit het ziekenhuis. ‘Ze moeten weten dat we hulp nodig hebben.’
Ik belde Marieke als eerste. Ze nam niet op; ik sprak haar voicemail in: ‘Lieve schat, papa is ziek… We kunnen wat hulp gebruiken.’ Geen reactie.
Sophie stuurde een kort appje: ‘Sterkte mam.’ Meer niet.
Jeroen belde even terug: ‘Mam, ik zit net in Duitsland voor een optreden… Kan nu echt niet komen.’
Bas reageerde pas na drie dagen: ‘Druk met werk en de kinderen… Misschien volgende week even bellen?’
Tom las het bericht wel – dat zie je aan die blauwe vinkjes – maar reageerde niet.
Ik voelde me verraden door mijn eigen kinderen. Hebben we dan alles voor niets gedaan? Al die jaren dat we onszelf wegcijferden voor hun geluk? Ik herinner me nog hoe ik nachtenlang wakker lag als ze ziek waren, hoe ik hun tranen droogde na een gebroken hart, hoe ik spaarde voor hun schoolreisjes terwijl ik zelf nooit iets nieuws kocht.
‘Misschien hebben we iets verkeerd gedaan,’ zei Kees zachtjes toen ik hem mijn verdriet vertelde. ‘Misschien waren we te streng… of juist niet streng genoeg.’
De buren vragen soms: ‘Komen je kinderen nog wel eens langs?’ Ik lach dan gemaakt en zeg: ‘Ze hebben het druk.’ Maar binnenin voel ik me leeg.
Soms droom ik dat ze allemaal weer thuis zijn – dat we samen aan tafel zitten, lachen om oude verhalen, ruziën over wie de afwas moet doen. Maar dan word ik wakker in een stil huis waar alleen het tikken van de klok klinkt.
Gisteren stond ik voor de spiegel en vroeg mezelf af: ‘Ben ik een slechte moeder geweest?’ Heb ik te veel verwacht? Of zijn dit gewoon de tijden waarin kinderen hun eigen weg gaan en ouders achterblijven?
Ik weet het niet meer. Wat blijft er over als je alles hebt gegeven en niets terugkrijgt? Is liefde echt onvoorwaardelijk – of mag je soms ook iets terug verwachten?
Zouden jullie hetzelfde voelen als jullie in mijn schoenen stonden? Of ben ik gewoon te ouderwets geworden?